Scroll Top
IJsberg-thuiszitters-versie-31-JANUARI-2020-397x181 (Demo)

Geen 4000 maar minstens 15000 thuiszitters

Marc Dullaert: ‘Stevig handhavingsbeleid tegenover scholen’

Vandaag – 1 oktober – de landelijke teldatum voor de bekostiging van de scholen vraagt Oudervereniging Balans aandacht voor de thuiszitters in Nederland.

Vandaag wordt het rapport Thuiszitters Tellen van Oudervereniging Balans openbaar.

Hieruit blijkt dat niet het gangbare getal van vierduizend thuiszitters klopt, maar na grondig onderzoek in de afgelopen vier jaren is dit meer dan vijftienduizend. En waarschijnlijk nog wel vele malen meer. De redactie van Balans Magazine interviewde Marc Dullaert, aanjager van het landelijke Thuiszitterspact tussen 2016-2019. Doel ervan was het aantal thuiszitters in Nederland in 2020 terug te brengen naar nul. Dit werd helaas niet bereikt. Een gesprek met Dullaert (ook voormalig Kinderombudsman), over de obstakels waardoor het de overheid maar niet lukt dit voor elkaar te krijgen, waardoor deze leerlingen het recht op onderwijs wordt ontnomen. En we weten het allemaal: achter elke leerling die nu thuiszit (x 15.000 of meer) ontpopte zich een schrijnend verhaal, dat nog almaar doorloopt.

De afgelopen zes jaar kwamen er ondanks de invoering van de wet passend onderwijs, in Nederland honderden, misschien wel duizenden leerbare leerlingen thuis te zitten. Dit blijkt uit de meest recente cijfers die staan in het rapport Thuiszitters Tellen van Oudervereniging Balans.

Wat waren de voornaamste obstakels om leerbare kinderen een passende plek in het onderwijs aan te bieden?

‘Wat ik vooral zie is dat in de regio’s en bij de samenwerkingsverbanden het aantal thuiszitters afneemt maar dat tegelijkertijd het aantal leerlingen dat thuiszit met de zogenoemde vrijstelling van de leerplicht – artikel 5 onder A – toeneemt: van plm 3800 in schooljaar 2012-2013 (het jaar voordat de wet passend onderwijs werd ingevoerd) tot 6000 in schooljaar 2018-2019. En dat is opmerkelijk, zo schrijft het rapport ook, omdat die categorie enkel is bedoeld voor ernstig beperkte, juist niet-leerbare kinderen. Dat geeft mijns inziens aan dat ‘5 onder A’ regelmatig wordt gebruikt als vluchtroute: het is de meest makkelijke weg om een leerbaar kind niet te hoeven plaatsen. In het verlengde hiervan is een ander obstakel dat scholen wel een zorgplicht hebben: ze moeten een leerling die bij hen staat ingeschreven een passend aanbod doen. Ik heb veel scholen gezien die hun best doen, maar er zijn ook scholen die de zorgplicht niet zo nauw nemen en dat vraagt om handhaving.’

En dat wordt wel tegenover ouders gedaan. Zo kreeg Balans binnen korte tijd negentig meldingen van Veilig Thuis-meldingen en Drang- en Dwangtrajecten vanuit de overheid aangezien zij niet instemden met het onderwijsaanbod voor hun kind…

‘Als je als overheid handhaaft, dan moet je dat over de gehele linie doen. Handel je streng tegenover ouders dan moet je dat ook tegenover de scholen zelf doen als zij hun verantwoordelijkheid niet nakomen. Daar is de Onderwijsinspectie voor. Zij moet grondig onderzoeken of het onderwijs voldoende z’n best heeft gedaan voor een leerling onder specifieke omstandigheden. Zo niet, dan zouden strenge maatregelen genomen moeten worden. Met een stevig handhavingsbeleid is nog een hele wereld te winnen om een kind dat thuiszit als overheid wél een perspectief te bieden.’

En de dupe is…

‘Het kind, de leerling, die volgens het VN Kinderrechtenverdrag zich moet kunnen ontwikkelen binnen de eigen leefgemeenschap. Het is onacceptabel dat niet ieder kind in Nederland die mogelijkheid krijgt. Drie partijen zijn daarbij van cruciaal belang: het kind, de ouders en school. Het zou goed zijn als de onderwijsvraag aan een kind zelf wordt voorgelegd, ook in een crisissituatie ja, juist dan. Daar begint het wat mij betreft. De stem van het kind. Wil je dat een onderwijs-zorgplan voor een leerling slaagt dan is zijn/haar betrokkenheid daarbij van groot belang. Dan kom je op het terrein van de motivatie. Kinderen willen leren, dat is een menselijke behoefte en die mag hen niet worden ontnomen.’

Volgend obstakel?

‘Het leveren van maatwerk-arrangementen. Zoals de vijftigprocent-regel voor kinderen, die de helft van de schooltijd kunnen meedoen en waarvoor een specifiek arrangement moet worden opgezet. Dat komt bij veel van hen maar niet van de grond. En dat geldt ook voor kinderen die enkel buiten school kunnen leren, daar een goed aanbod voor ontwikkelen wil soms ook moeilijk lukken. Dat heeft te maken met de overheid die hiertoe onvoldoende vrije regelruimte biedt. En ook met het gegeven dat we er niet op tijd bij zijn als het misgaat in de relatie met een leerling. In die zin ondersteun ik ook volledig de aanbevelingen in Thuiszitters Tellen, dat het helpend is als ouders en onderwijsprofessionals een goede relatie hebben om – als er dan iets niet goed loopt in de onderwijsontwikkeling – direct in samenspraak te kunnen handelen. En ook dat er een verbinding komt tussen passend onderwijs en het familiegroepsplan uit de jeugdzorg, waardoor er een netwerk om het kind staat en handelt als het (tijdelijk) moeizaam gaat. Zo kom je snel tot maatwerk en maak je zaken juist niet complexer omdat je tegenover elkaar komt te staan.’

Zou je, voornoemde overdenkend, kunnen stellen dat de wet passend onderwijs faalt?

‘Zo ver wil ik niet gaan. Wat ik wel zie is dat het tijd nodig heeft. Dat zag je ook bij de invoering van voortijdig schoolverlaten, de vsv, die duurde bijna zeven jaar. En zo is het hier ook. Daarentegen mag geen enkel kind dat leerbaar is de dupe worden van de invoering van een nieuw systeem, daarvoor moeten volwassenen hun verantwoordelijkheid nemen. Over de gehele linie doen helaas niet alle scholen en samenwerkingsverbanden hun best; ze geraken de obstakels onvoldoende kwijt en moeten daarop wat mij betreft vele malen sneller inzetten. Met een overheid die hen controleert. En natuurlijk zijn er scholen die wel hun uiterste best doen, maar die werken ook nogal eens om de wettelijke kaders heen. Je kunt van alles aan de wet passend onderwijs ophangen maar de hoofdvraag is uiteindelijk: is er in de Tweede Kamer de politieke wil om onderwijs te realiseren voor ieder leerbaar kind, dat hem of haar past. Dat vraagt om inzet om wat moeizaam verloopt weg te nemen. Om daarmee het recht op onderwijs voor kinderen mogelijk te maken.’

Naschrift

 Suzanne Boomsma, directeur Oudervereniging Balans:

 ‘Voor thuiszitters ligt plm zestig miljoen op de plank bij OCW’

Tot op de dag van vandaag is onbekend hoeveel thuiszitters Nederland telt. Het rapport Thuiszitters Tellen (TT), geschreven door Suzanne Boomsma, directeur van Oudervereniging Balans, dat sinds vandaag openbaar is, spreekt van tegen de vijftienduizend, met daarbovenop een groep ‘onzichtbare’ leerlingen die niet staat geregistreerd als kinderen zonder onderwijs. Ze zitten echter wel thuis zonder volwaardig onderwijs dat hen past.

Het ministerie van OCW spreekt daarentegen in al haar uitingen van ruim vierduizend thuiszitters en het verschil in reikwijdte heeft onder meer te maken met de definitie van een thuiszitter: een kind dat langer dan drie maanden thuis zit. Boomsma: ‘Houd je echter een maand aan dan zou de groep nog vele malen groter zijn. Er is inmiddels wel DUO, als algemeen landelijk punt waar schoolverzuim eenduidig wordt geregistreerd en gerapporteerd, maar scholen, samenwerkingsverbanden en gemeenten hanteren nog steeds onderling verschillende definities van thuiszitters en ongeoorloofd verzuim.’

Teldatum

Voor het uitbrengen van het rapport Thuiszitters Tellen koos Oudervereniging Balans bewust voor de datum van vandaag – 1 oktober – de zogenaamde teldatum van scholen, die op basis van het aantal leerlingen elk schooljaar bekostiging krijgen vanuit de overheid. ‘Het geld voor leerlingen die thuiszitten ligt echter op de plank bij OCW,’ aldus Boomsma. ‘Volgens onze berekeningen betreft het tegen de zestig miljoen euro, geld dat juist in deze kinderen moet worden geïnvesteerd voor maatwerk, zodat ook zij, net als hun leeftijdgenoten, kunnen doorontwikkelen.’

‘Niet meer welkom’

Het rapport betreft de resultaten van een onderzoek naar het aantal thuiszitters in Nederland dat in 2016 werd geïnitieerd door een groep ouders van kinderen die thuiszitten. Mede op grond van de Wet Openbaar Bestuur (WOB) werd de afgelopen jaren cijfermateriaal verkregen van 36 gemeenten in Nederland, de vier grootste en 32 middelgrote steden in Nederland. Het gaat in hoofdlijn om langdurig ongeoorloofd schoolverzuim door leerlingen die thuiszitten. De praktijk wijst deze ouders echter al spoedig het volgende uit:

  • De groep betreft ook kinderen die op geen enkele school meer welkom zijn;
  • Alsook thuiszitters met een ontheffing van de Leerplicht (Artikel 5A)
  • En gezonde kinderen die ziek gemeld zijn om daarmee maatregelen van Leerplicht te omzeilen
  • En er is een groep ouders ‘onder de radar’. Zij stemde in met een niet-passend aanbod, verhuisde, of emigreerde zelfs om een VT-melding of uithuisplaatsing (Drang en dwangmaatregel) te voorkomen.

Aan de totstandkoming van TT werkten mee: de werkgroep Thuiszitters Tellen van Ouderkracht voor ’t kind, de stichting Autipassend Onderwijs, de Universiteit van Utrecht en onder andere Katinka Slump (onderwijsjurist) en Frank Hoogeboom (pedagoog en onderwijsbestuurder). Fonds Nuts Ohra maakte het rapport financieel mogelijk.

Beatrice Keunen,
hoofdredacteur Balans Publicaties

Privacyvoorkeuren
Wanneer u onze website bezoekt, kan deze informatie opslaan via uw browser van specifieke services, meestal in de vorm van cookies. Hier kunt u uw privacyvoorkeuren wijzigen. Let op dat het blokkeren van sommige soorten cookies van invloed kan zijn op uw ervaring op onze website en de diensten die wij aanbieden.