Scroll Top
Sturing met prestatienormen en kwaliteitsbekostiging betekent een enorme inbreuk op de vrijheid van onderwijs. “Contractualisering” van de rijksbekostiging loopt op van 7% tot 15-20%.2 Daarboven nog x% kwaliteitsbekostiging met de ‘opbrengst’ van het leenstelsel. Het gaat daarbij om ‘normen’ die niet democratisch worden bepaald en niet worden vastgelegd in een kader van bekostiging naar (rechts-)gelijke maatstaven, dit is in strijd met de Grondwet.3 Voorwaarde voor de toegang tot hoger onderwijs wordt een zware financiële verplichting. Jong volwassenen, zelfs handelingsonbekwame minderjarigen, zullen noodgedwongen een schuld aangaan om een kans te maken op de arbeidsmarkt.4 Een “overeenkomst” voor een studielening, zonder dat er sprake is van enige ‘consumentenbescherming’.5 Een fictieve onderwijsovereenkomst waarvan de inhoud eenzijdig wordt bepaald en de tegenprestatie per opleiding zal verschillen.6 Immers, kwaliteitsbekostiging kan er alleen toe leiden dat de ene student “meer waar krijgt voor zijn geld” dan de ander.7 Ouders hebben leenangst en sparen om hoge studieschulden voor hun kinderen te voorkomen. De zorgplicht van ouders voor het onderwijs, ook voor kinderen ouder dan 21, gaat verder dan waartoe zij o.g.v. de wet studiefinanciering verplicht zijn.8 Het private profijt kan niet de grondslag zijn voor deze investeringen in het hoger onderwijs door ouders.9 Eerder kan worden gesproken van een extra belastingheffing voor ouders en studenten met een bedrag van onbekende omvang.10 Gezien die investeringen is het een schande dat ouders over het leenstelsel niet zijn gehoord, niet als derdebelanghebbenden worden erkend en dat alternatieve financieringsmogelijkheden, in het belang van ouders, niet zijn overwogen.11 En goede alternatieven zijn er.12 Studenten vallen in “een gat in het onderwijsaanbod” dat ontstaat door verzwaring van de diploma-eisen en doordat aan bestaande diplomanormen wordt vastgehouden terwijl door bezuinigingen het onderwijs niet langer voldoet aan de vereiste kwaliteit. Ook met de opbrengst van het leenstelsel, zal een onbelemmerde studievoortgang niet kunnen worden gegarandeerd. Er is een kwaliteitsreparatie nodig omdat sprake is van gebrek aan begeleiding, aan stageplaatsen, aan herkansingsmogelijkheden, aan gemotiveerde beoordelingen.13 Bovendien werpen maatregelen van het hoger onderwijs, veelal gericht op studiesucces, drempels op die leiden tot uitval van studenten, zoals door toename van voorselectie, uitval en vertraging door meer bindend studieadvies en invoering van de beperkte geldigheidsduur van studiepunten.14 Het onderwijs is de zorg van de regering. De overheid heeft bekostigingssancties achterwege gelaten hoewel de kwaliteit soms tekortschoot. Desondanks blijft de overheid, extra met de invoering van een leenstelsel, bij de idee dat kwaliteit ontstaat door prestatiebekostiging en kwaliteitsbekostiging terwijl de effectiviteit daarvan totaal onzeker is.15 En dan zouden studenten met een instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de begroting de kwaliteit waar zij recht op hebben moeten borgen. Een volstrekt ontoereikend middel voor dit doel in handen van jonge, onervaren studenten die veelal niet langer dan een jaar een medezeggenschapsfunctie vervullen. De recente bezuinigingen op de studentenorganisaties, het gebrek aan waarborgen voor ondersteuning van hun bestuurders en de studenten in de medezeggenschap; er zijn vele redenen die dit pseudo-instemmingsrecht tot een dode letter maken.16 Individuele studenten hebben geen rechten en iedere vorm van rechtsbescherming ontbreekt. Studenten zijn afhankelijk van hun organisaties, van de media en de politiek om hun recht op onderwijs te kunnen handhaven. De studentenorganisaties hebben de afgelopen jaren de gebreken in het hoger onderwijs zichtbaar gemaakt. Zij hebben met Project 86 voor Inholland het eerste reparatietraject vormgegeven.17 Na Project 86 volgden reparatietrajecten bij andere hogescholen, steeds opnieuw door studentenorganisaties bevochten. De complexe en ontoegankelijke wet- en regelgeving in het onderwijs maken de rechtsbescherming voor de studenten een illusie. Als al uit bekostigingsvoorwaarden studentenrechten mogen worden afgeleid, zijn deze zelfs voor rechters niet kenbaar.18 Het antwoord op de vraag naar de juridische gevolgen van het leenstelsel is simpel: Studenten en ouders blijven volkomen rechteloos. Het leenstelsel maakt studenten en ouders alleen maar meer afhankelijk en dus nog kwetsbaarder.19 Niet zozeer de leenangst zal het onderwijs treffen, maar de angst van de student om als kleine David tegen de reus Goliath op te staan als zijn onderwijs tekortschiet. Het is van tweeën één. Of het onderwijs is een publieke taak en de overheid zorgt zelf voor adequate handhaving. Of de overheid kiest voor het private domein en zorgt voor een adequate rechtspositie van de student en zijn ouders. De regering stelt zware beleidsintensiveringen op allerlei terrein in het vooruitzicht om enkele onzekerheden, maar geen enkel nadeel, te verzachten. Zij gaat uit van vooronderstellingen zonder de student enige garantie te bieden op verbetering van de kwaliteit van onderwijs.20 Dat is een grove en volstrekt onnodige aantasting van rechten van studenten en hun ouders. De Wet studievoorschot is in strijd met de Grondwet en doet onrecht.
  1. Kwikkers, ‘Het leenstelsel voor studiefinanciering’, 2014;Kwikkers, ‘Paarden van Troje’, ScienceGuide, oktober 2014,
  2. Nolen, ‘Privaatrechtelijke sturing in het onderwijs; bijzonder onderwijs in nood?’, Preadvies NVOR 2014, p. 101. Kwikkers, ‘Zeg de prestatieafspraken op’, ScienceGuide, april 2013, Kwikkers, ‘Nieuwe HO-bekostiging voorbij aan Grondwet, ScienceGuide, augustus 2012,  Kwikkers, ‘Bekostiging in het hoger onderwijs’, Preadvies NVOR 2011, hoofdstukken 5, 6 en 7.
  3. Mentink en Vermeulen, Artikel 23 Grondwet, SDU 2011, Wetgevingsbeleid, pg. 101
  4. Niet duidelijk is waarom handelingsbekwame minderjarige studenten bij het aangaan van een studielening niet de bescherming genieten van hun ouders, als wettelijk vertegenwoordiger, en hun ouders hun recht op kinderbijslag verliezen.
  5. De “Wet toezicht consumentenkrediet” zal van toepassing zijn op de lening die door de student wordt aangegaan. Het verstrekken van leningen is door de wetgever met vele voorwaarden omgeven ter bescherming van de inlener. Zo moet de leningverstrekker de kredietwaardigheid van de lener beoordelen voor het aangaan van leningen boven 1000 euro. Ik zie niet waar deze voorwaarde is ondervangen in het onderhavige wetsontwerp. Een andere voorwaarde is dat niet meer dan 40.000 euro mag worden geleend. Ik kan mij voorstellen dat met name studenten van een bèta studie aan het eind van de studie tegen deze voorwaarde aanlopen. De vraag is: wat dan? Zo de Minister stelt dat de Wet toezicht consumentenkrediet niet van toepassing is, quod non, is de vraag welke waarborgen voor het onverantwoord aangaan van studieleningen in het onderhavig wetsontwerp zijn ondervangen. Zij zijn niet terug te vinden in het wetsontwerp. Dit terwijl de wetgever op andere terreinen van kredieten de inlener wel tracht te beschermen.
  6. Door onderwijsjuristen wordt al vele jaren gepleit voor een wettelijke onderwijsovereenkomst in boek 7 BW, naar model van de geneeskundige behandelingsovereenkomst waarbij ook sprake is van de minderjarige als bijzondere partij. Zie Sperling/Slump/Van de Koppel, ‘De juridische positie van ouders in het onderwijs’, Preadvies NVOR 2009, pg.61 en Paijmans, ‘De zorgplicht van scholen’, Recht en Praktijk 2013, pg. 48 en Nolen, ‘Privaatrechtelijke sturing in het onderwijs; bijzonder onderwijs in nood?’, Preadvies NVOR 2014, p. 101 Een onderwijsovereenkomst in boek 7 BW zou helderheid kunnen verschaffen voor alle onderwijssectoren. Een vereenvoudigde vorm van regelgeving die tegemoet komt aan vragen rond de scheidslijn van de vrijheid van onderwijs van art. 23 Grondwet en het recht op onderwijs art. 28 IVRK en art. 2 EP EVRM. Met een wettelijke onderwijsovereenkomst kan worden tegemoet gekomen aan een aantal knelpunten in het onderwijs: acceptatieplicht (Voorstel Ypma), deeltijd schoolplicht (Motie Ypma), criteria afstandsonderwijs (Brief Dekker op verzoek Strauss), stageverantwoordelijkheid (Nota Jadnanansing) en schoolkosten en/of vrijwillige ouderbijdrage. Uiteindelijk ook methode voor implementatie Kinderrechtenverdrag en het Verdrag inzake personen met een handicap.
  7. Verschillen die voor de eerste 4 cohorten studenten worden “gecompenseerd” met vouchers, worden elders voor lief genomen.
  8. Art. 247 boek 1 BW, art. 395a boek 1 BW, art. 392 boek 1 BW, art. 13, lid 2 onder c, WWB: Geen recht op algemene bijstand heeft degene die jonger is dan 27 jaar en uit ’s Rijkskas bekostigd onderwijs kan volgen. Nu niet duidelijk is welk bedrag door ouders wordt geïnvesteerd in het Hoger Onderwijs kan ook niet met zekerheid worden gezegd in hoeverre de veronderstelling juist is dat studenten bij een leenstelsel minder zullen lenen dan hun studiebeurs. Immers de kans bestaat dat ook de financiële grenzen kent die mogelijk al zijn bereikt, zodat na invoering van een leenstelsel een extra bijdrage van ouders of studenten niet mogelijk is.
  9. Ans van Opzeeland, moeder en fiscalist, ‘Na zijn studie heeft mijn zoon een onzekere toekomst maar een zekere schuld’, Volkskracht 14 november 2014,  Zie ook over private en publieke profijt.
  10. Niet alleen kan gezegd worden dat het een verkapte vorm van belastingheffing is voor de ouders van de studenten , maar het sociale leenstelsel is zeker een vorm van belastingheffing over het inkomen van de student dat hij later gaat verdienen. De belasting wordt immers geheven om het gat in de begroting met betrekking tot de financiering van het onderwijs te dichten. De betaling dient om de rijksuitgaven te financieren. Uitgaven die door de overheid worden gedaan in haar publieke taak om het onderwijs in Nederland te financieren. Een en ander is vastgelegd in de correspondentie van de Minister met de Staten Generaal. De inning van de belasting is echter uitgesteld en geschiedt op het moment dat de (ex) student inkomen gaat genieten en is afhankelijk van de hoogte van dat inkomen. Het sociale leenstelsel is in deze zin een stap dichter naar de nachtwakersstaat. Het is een vorm van afkalving van de publieke taak. Vraag is of er een weloverwogen afweging is gemaakt tussen het verlaten van deze publieke taak: onderwijs ten opzichte van andere publieke taken die nog wel uit de reguliere belastinginkomsten wordt gefinancierd. De Minister stelt dat het profijtbeginsel ten grondslag ligt aan haar wetsontwerp. De cijfers over werkgelegenheid van jongeren, universiteits- en/of hbo- verlaters logenstraffen deze veronderstelling. Een maatschappelijke verandering ligt ten grondslag aan deze werkgelegenheidscijfers. De Minister heeft in haar correspondentie dit risico niet benoemd. Zij heeft uitsluitend een regeling in de aflossing sfeer opgenomen. De lening als zodanig kan of zal nog jarenlang als een zwaard van Damocles boven de inmiddels al ( ex) student hangen en hem in de financieren van andere zaken, zoals het aangaan van een hypothecaire lening dan wel het aangaan van een ondernemerskrediet in de weg staan. De Bank zal bij de beoordeling van een eventuele kredietverstrekking uitsluitend kijken naar mogelijkheden die de inlener na aftrek van de vaste lasten, waaronder de aflossing van de studielening, overblijven, regelingen van de Minister op dit onderwerp ten spijt. Haar macht reikt niet op dit gebied. Dit wetsontwerp past niet in andere wetgeving die de wetgever aan u heeft voorgelegd in de sfeer van leningverstrekking. De nodige waarborgen ontbreken. Deze wetgeving is een vorm van belastingheffing.
  11. Zie over voor de erkenning van de belangrijke rol van ouders bij de financiering van het Hoger Onderwijs, ook de het advies van de Raad van State over het Wetsvoorstel studievoorschot, pg. 7
  12. Kwikkers, Leenstelsel en Staatsbestel.
  13. Knelpunten notitie “De student centraal
  14. LCG Medezeggenschap voor Hoger Onderwijs, 105416/uitspraak d.d. 23 juli 2012: “De decaan onderscheidt daarbij zogenoemde harde maatregelen van studiesucces, die vereist zijn om de concrete doelstellingen die zijn vastgelegd in de Meerjarenafspraak tussen de VSNU en het ministerie van OCW te realiseren en pedagogische maatregelen die dit beleid flankeren.”
  15. Ook de Raad van State acht het prematuur om nog voor de beëindiging van het experiment prestatiebekostiging een en ander in de wet vast te leggen. Zie het advies van de Raad van State over het Wetsvoorstel studievoorschot, pg. 5
  16. Instemmingsrecht op hoofdlijnen van de begroting stelt juridisch en in de praktijk niets voor: dan zou er al een vol instemmingsrecht van de medezeggenschapsraad moeten zijn, maar ook dan liggen de bestedingen van een instelling voor 90% meerjarig vast. Kwikkers, ‘Paarden van Troje’, ScienceGuide, oktober 2014
  17. Project 86 Inholland
  18. Hoe ver dat gaat moet niet worden onderschat. Rechtbank Haarlem weigert complexe onderwijswet- en regelgeving toe te passen in een kort geding over een onderwijsgeschil: “De door eisers betoogde schendingen lenen zich niet voor behandeling in kort geding en dienen in een bodemprocedure dan wel op de in genoemde wetten voorziene wijze aan de orde te worden gesteld.”
  19. Dit met name waar het gaat om studenten met een beperking. Namens de decanen Hoger Onderwijs werd tijdens de hoorzitting in de Tweede Kamer op 8 oktober jl. de noodklok geluid voor deze kwetsbare groepen.
  20. Kwikkers, ‘Paarden van Troje’, ScienceGuide, oktober 2014
Bestel Preadviezen NVOR.
Privacyvoorkeuren
Wanneer u onze website bezoekt, kan deze informatie opslaan via uw browser van specifieke services, meestal in de vorm van cookies. Hier kunt u uw privacyvoorkeuren wijzigen. Let op dat het blokkeren van sommige soorten cookies van invloed kan zijn op uw ervaring op onze website en de diensten die wij aanbieden.