Scroll Top

Wanneer speciaal en wanneer regulier vo? Welk type school?

Het liefst willen alle ouders dat hun kind in het reguliere voortgezet onderwijs (vo) kan meedraaien, en het kind zelf wil dat ook het liefst. Als het kind dat aankan is dat het beste! Maar dat is niet altijd gemakkelijk. Voor sommige kinderen is dat toch te veel gevraagd. Dan is een reguliere school met intensievere ondersteuningsmogelijkheden, of het voortgezet speciaal onderwijs (vso), misschien een betere optie. Om zich te kunnen redden op een reguliere school is het naast het aankunnen van het niveau ook van belang hoe een kind om kan gaan met schooleisen en medeleerlingen. Op deze pagina zetten we de voor- en nadelen van verschillende typen scholen op een rijtje.

Wat moet je kind kunnen om zich te redden op een reguliere middelbare school?

Wanneer is een kind nu wel of niet in staat zich te redden in het reguliere vo, als de school minimale ondersteuning biedt?
  • acceptatie van eigen beperkingen en eigen gebruiksaanwijzing weten (terugtrekken bij overprikkeling; kunnen aangeven aan docenten wat hij/zij nodig heeft, stressreacties herkennen en niet laten oplopen tot flippen)
  • interactie met gewone kinderen; ertegen kunnen dat er wellicht meer van hem/haar verwacht wordt op sociaal-emotioneel gebied dan hij/zij op dat moment kan; weerbaar zijn bij vervelende opmerkingen, de bijna-pestkoppen; enige feeling voor wat er allemaal gebeurt in en tussen groepjes, om kunnen gaan met machogedrag van jongens én meisjes
  • het tempo van leren en of een kind erg faalangstig is (niet elke docent heeft veel geduld); en hoeveel instructie een kind nodig heeft (zelf vragen stellen aan docent als je het niet snapt, niet opkroppen)
Vaak wordt ook aangenomen dat een kind op een reguliere school meer last zal hebben van overprikkeling vanwege de grote klassen van 25-30 leerlingen, maar dat is niet altijd het geval, zie “verstoringen in de klas” hieronder. Bedenk wel dat op de middelbare school een veel grotere nadruk ligt op jezelf sociaal moeten handhaven in de groep dan op de basisschool, vooral in de onderbouw. Zelfs voor kinderen zonder sociale beperkingen is het wat dat betreft een zware tijd. Dus zelfs als je kind het op de basisschool altijd nog gered heeft, hoeft dat niet te betekenen dat het op het vo ook lukt. Dat is helaas de realiteit die we bij diverse kinderen gezien hebben.

Regulier of speciaal?

Als je twijfelt, of als een kind weinig ervaring heeft met wat hierboven genoemd staat bij “Wat moet je kind kunnen om zich te redden op een reguliere middelbare school”, dan is vso (voortgezet speciaal onderwijs) wellicht een veiligere optie, of een reguliere school met extra ondersteuning, als die er zijn in jouw omgeving. Je kunt ook onderzoeken of er een school is die een van de maatwerkmogelijkheden kan/wil bieden. Wij zien dat reguliere scholen beter zijn in een passend cognitief niveau bieden en je kind leren om te gaan met de maatschappij, en dat speciale scholen beter zijn in het bieden van een veilig leerklimaat voor kinderen met een beperking en het stimuleren van levensvaardigheden. Het veilige leerklimaat is prioriteit nummer 1, dus dat kan een belangrijke reden zijn om te kiezen voor het vso. Diagram met 4 bollen die elkaar kruisen: 1. Veilig leerklimaat voor speciale kinderen, 2. passend cognitief niveau, 3. stimuleren levensvaardigheden, 4. leren omgaan met de maatschappij. Speciale scholen zijn goed in 1. en 3. terwijl reguliere scholen goed zijn in 2. en 4., maar speciale kinderen hebben alle 4 nodig. We noemen een aantal voor- en nadelen van een vso vergeleken met een reguliere school. Ze gelden niet altijd allemaal en ze zijn niet voor iedereen even belangrijk, dus kijk goed welke van toepassing zijn voor jouw kind en welke je doorslaggevend vindt.

Voordelen van een vso

Vergeleken met een reguliere middelbare school kan een speciale school de volgende voordelen hebben:
  • kleine klassen: typisch een stuk of 12-15 leerlingen in de onderbouw, uiteraard zijn dat wel kinderen die “iets” hebben en dus het kan lastiger om met hen om te gaan dan met “reguliere” leerlingen. Kleinere klassen bieden wel meer ruimte voor individuele aandacht, in beperkte mate.
  • time-out mogelijkheid: vaak heeft een vso een rustige plek waar een leerling even naartoe kan als het hem of haar teveel wordt in de klas. De mate van begeleiding verschilt, en wat ook lastig kan zijn is dat de ruimte sneller bezet is door een andere leerling dan op een reguliere school.
  • meer begrip bij leraren: docenten die kiezen voor deze scholen hebben over het algemeen meer kennis van, begrip voor en ervaring met bijvoorbeeld autisme en ADHD. De docenten hebben vaak ook meer belangstelling voor hoe ze leerlingen kunnen helpen in hun ontwikkeling.
  • meer aandacht voor sociale processen in de klas: als er problemen ontstaan tussen klasgenoten, dan zal daar gemiddeld gesproken eerder en/of intensiever op ingegrepen worden dan in het reguliere onderwijs
  • minder kans op afstromen: als je cognitief vwo-niveau aankan, dan heb je meer kans dan op een reguliere school dat je dat niveau ook mag blijven doen. Op reguliere scholen is men eerder geneigd om je naar een lager niveau te laten overstappen als je sociaal-emotionele problemen hebt.  Overigens komt het ook op vso’s voor dat kinderen afstromen (en dat kan soms ook ruimte creëren, als het niveau niet te veel verschilt met dat van de leerling).
  • minder verschillende leraren: in de onderbouw gebeurt het vaker dat één docent meerdere vakken geeft, waardoor je kind met minder wisselingen te maken heeft.
  • je bent geen uitzondering: de andere leerlingen op school ervaren vaak een zelfde soort problemen als jij (meer dan op een reguliere school). Je bent niet de enige. Er is een minder hoge druk om op sociaal-emotioneel gebied net zo te zijn als “gewone” kinderen.
  • leren omgaan met elkaar en met jezelf krijgt meer aandacht in het speciaal onderwijs, bijvoorbeeld met speciale lessen levensvaardigheden, al is het volgens de inspectie toch vaak onvoldoende (zie nadelen).
  • meer voorspelbaarheid op school: strakkere regels, minder afwijkingen van het rooster, minder excursies en dergelijke (het verschilt wel van school tot school).
  • aangepaste regels voor individuele kinderen zijn makkelijker te regelen. Verwacht echter niet te veel van individuele begeleiding, ondanks de goede intenties komen ze daar in de praktijk weinig aan toe.
  • vorm van het eindexamen: meestal is het een staatsexamen, waarvan een voordeel is dat het over meerdere jaren verspreid kan worden. Dat de helft van het staatsexamen bestaat uit mondelinge examens (die pas na het centraal schriftelijk komen) is voor sommigen een voordeel maar voor anderen een nadeel.

Nadelen van een vso

Vergeleken met een reguliere middelbare school kan een speciale school de volgende nadelen hebben:
  • grotere reisafstand: de school is vaak ver van huis. Als je kind niet zelfstandig van huis naar school kan, dan kun je (onder bepaalde voorwaarden) via je gemeente leerlingenvervoer krijgen. Als je kind zelfstandig kan reizen, dan moeten de ouders de kosten van het vervoer zelf betalen.
  • moeilijker om vrienden te maken: omdat iedereen ver van school woont en omdat je bij leerlingenvervoer niet kan kiezen om iets langer te blijven, is het lastiger om vriendschappen op te bouwen. Dat wordt natuurlijk ook bemoeilijkt doordat veel leerlingen een (sociaal-emotionele) beperking hebben en omdat er kleine klassen zijn, waardoor je minder keus hebt.
  • lager opleidingsniveau leraren, of afstandsonderwijs: in de onderbouw wordt vaak lesgegeven door docenten die een PABO-opleiding voor basisschoolleraren hebben (eventueel gecombineerd met een Master Educational Needs of Master EN, vroeger Master SEN genaamd), die dus geen vakdocent zijn. Dit is zelfs ook toegestaan in de bovenbouw van havo/vwo op vso’s die staatsexamen doen in plaats van een eigen eindexamen. In de havo/vwo-bovenbouw van het vso zijn vakdocenten essentieel, maar die krijgen in het vso minder salaris dan in het vo en krijgen minder voorbereidingstijd en nakijktijd per lesuur dan op reguliere havo/vwo-scholen. Dit komt doordat het vso onder dezelfde wet valt als basisonderwijs, en de financiering daarop afgestemd is. Hierdoor heeft het vso nog meer dan het vo last van een lerarentekort (om dat te bestrijden bestaat sinds 2020 de mogelijkheid voor extra salaris voor leraren van diplomagericht vso). Door deze ontwikkelingen komt het voor dat er onbevoegde docenten voor de klas worden gezet die zelfs geen PABO-diploma hebben, al mag dat officieel niet. Zie ter illustratie het artikel Cao primair onderwijs is vso-scholen een blok aan het been waarin leerlingen en docenten van het Axia College in Amersfoort aan het woord komen. Sommige scholen lossen het probleem op door gebruik te maken van afstandsonderwijs vanuit de klas (meestal ivio@school), waarbij de school een mentor/begeleider biedt en de vakdocenten alleen via Internet bereikbaar zijn. Dit heeft zijn eigen pros en cons: voordelen van ivio zijn dat je in je eigen tempo kan werken en vrijwel alle vakken kan doen, nadeel is dat je erg individueel werkt, je geen vaklessen krijgt, de mentor zelf vaak geen havo/vwo-niveau heeft, je vertraagd contact hebt met de docent en die niet in levende lijve kunt ontmoeten (maar soms wel via videobellen).
  • grote klassen in de bovenbouw: dit is niet echt een verschil met reguliere scholen, maar wel iets om je bewust van te zijn: vanaf leerjaar 4 kunnen de klassen soms tot 25 leerlingen groot worden, dus bijna net zo groot als op reguliere scholen. Dit heeft te maken met het bovengenoemde lerarentekort. Het is wel zo dat leerlingen zich in de onderbouw sterk kunnen ontwikkelen, waardoor ze in de bovenbouw meer aankunnen, en dan kan ook een overstap naar het reguliere onderwijs overwogen worden (al is dat niet makkelijk, zie hieronder).
  • beperkingen in niveau en profielkeuzes: door het bovengenoemde lerarentekort worden bepaalde vakken (bijvoorbeeld Frans en Duits) niet gegeven. Dat geeft beperkingen bij de profielkeuzes die in jaar 3 gedaan moeten worden. Zo kun je misschien wel havo-niveau doen, maar later niet doorstromen naar een (regulier) vwo omdat daar een 2e vreemde taal verplicht is. Ook kunnen bepaalde profielen (bijvoorbeeld Cultuur & Maatschappij) niet gekozen worden. Ook zijn er bij de wel toegestane profielen weinig keuzemogelijkheden voor vakken, waardoor je bijvoorbeeld verplicht bent om geschiedenis te doen bij een natuurprofiel. Veel reguliere scholen staan die combinatie niet toe, waardoor de overstap naar een reguliere school bemoeilijkt wordt (ook als je na je vso-havo-diploma wil overstappen naar een regulier vwo kan dat problemen geven).
  • terugweg naar regulier belemmerd: het kan heel moeilijk zijn om vanuit speciaal onderwijs terug te gaan naar regulier onderwijs. Het is niet onmogelijk, vooral als de speciale school erachter staat en je nog voor de profielkeuze zit, maar reguliere scholen zullen eerder geneigd zijn om te zeggen dat het kind het beste past op speciaal onderwijs.
  • veel meer jongens dan meisjes: op vso’s voor kinderen met een psychische beperking is het niet vreemd als maar 10% van de leerlingen meisjes zijn.
  • verstoringen in de klas: de klasgenoten zitten niet voor niets op het vso en hebben vaak een combinatie van beperkingen, zoals autisme, angsten, ADHD en/of ODD. De rust in de klas wordt regelmatig verstoord vanwege uitbarstingen van een of meer leerlingen. De mate waarin hangt af van het aantal internaliserende of juist externaliserende kinderen dat toevallig in die klas terecht is gekomen. (Bij een speciale klas op een reguliere school geldt dit ook, maar niet voor de rest van de school die je ook bij allerlei gelegenheden kunt ontmoeten.) Sommige leerlingen die zijn overgestapt van speciaal naar regulier zeggen dat het drukker was in de speciale klas met 10 kinderen dan in de reguliere klas met 30 kinderen.
  • onvoldoende leren omgaan met je problematiek: dit gebeurt ook in het reguliere onderwijs, maar van het speciale onderwijs verwacht je meer hulp op dit gebied. Volgens de onderwijsinspectie is het zo dat op ongeveer de helft van de vso-scholen leerlingen onvoldoende om leren gaan met hun problemen op psychisch, sociaal of fysiek gebied, ondanks dat die problemen wel per individuele leerling staan beschreven in het ontwikkelingsperspectief.
  • te maken met veel samenwerkingsverbanden en soms weinig aandacht van het schoolbestuurvolgens de onderwijsinspectie hebben scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs gemiddeld met ruim vier samenwerkingsverbanden te maken die er allemaal een ander beleid op nahouden, zo blijkt uit De Staat van het Onderwijs. Besturen met zowel reguliere als speciale scholen zijn volgens de inspectie vaak vooral op de hoogte van de kwaliteit van de reguliere scholen en veel minder van die van hun vso-scholen.

Internaliserend of externaliserend

Sommige vso’s zijn gespecialiseerd in externaliserende kinderen, dat wil zeggen kinderen die als ze stress voelen dat meestal naar anderen uiten, verbaal of fysiek, wat de klas verstoort. Andere scholen hebben voornamelijk internaliserende kinderen, dat wil zeggen kinderen die bij stress meestal in zichzelf keren, zich afsluiten voor de buitenwereld (al kunnen ook zij zich bij stress op een externaliserende manier uiten). Zelfs op een school voor internaliserende kinderen komt het dagelijks voor dat de klas verstoord wordt, al zal het gemiddeld minder vaak en minder heftig zijn dan op een school voor externaliserende kinderen. Als je een kind hebt dat zich meestal terugtrekt als hij/zij het moeilijk heeft, dan past het niet op een school met veel externaliserende kinderen.

Als regulier: domeinen of klassikaal, of particulier?

Veel reguliere scholen horen bij één van de volgende typen (natuurlijk zijn er ook scholen die een andere, unieke aanpak hebben):
  1. Scholen met een klassikale aanpak: leerlingen krijgen les in klaslokalen waarin de tafeltjes gericht staan naar de docent (“busopstelling”)
  2. Scholen met domeinen (wordt ook wel anders genoemd) waarbij leerlingen in groepen van meerdere klassen in dezelfde ruimte werken en vaker zelfstandig en in kleine groepjes werken.
Welk type school is nu het meest geschikt voor je kind? Dat ligt aan het kind en aan de school!

Voordelen klassikaal onderwijs

  • De voorspelbare opstelling van de tafeltjes en plaatsing van de leerlingen geeft rust in het hoofd, en biedt de mogelijkheid om vooraan te zitten om minder prikkels/afleiding te krijgen.
  • De docent leidt de les, het kind kan zich richten op de docent om te weten wat hij of zij moet doen.
  • Minder vaak de verplichting om in een groepje samen te werken.

Nadelen klassikaal onderwijs

  • Vaak van lokaal wisselen, de weg moeten leren door de hele school.
  • Weinig tot geen mogelijkheden om je even af te zonderen als overprikkeling dreigt.

Voordelen domeinenonderwijs

  • Minder wisseling van lokaal, dit betekent minder onrust, en minder paniek omdat ze niet weten waar het volgende lokaal zich bevindt en ze dit lastig vinden om te vragen.
  • Veilige eigen omgeving, een domein is een klein schooltje binnen de school. Als ieder domein zijn eigen docententeam en/of een eigen domeinassistent (verschilt per school, vraag het na), dan zijn de lijnen kort en zijn docenten snel op de hoogte van dingen die er eventueel met je kind spelen. Je kind heeft wellicht een eigen locker in het domein en een eigen kapstok. Zo vergeten ze minder snel hun jas en hebben ze de spullen die in hun locker zitten altijd bij de hand.
  • Meer flexibiliteit: vaak is er de mogelijkheid om ergens anders te gaan zitten (bijvoorbeeld even op een rustiger plekje gaan zitten als overprikkeling dreigt).

Nadelen domeinenonderwijs

  • Risico op overprikkeling door bewegingen en geluiden in de grote ruimte, door wat andere groepjes leerlingen aan het doen zijn.
  • Vaker de verplichting om in een groepje samen te werken.
  • Als er een grotere vrijheid is in het bepalen van wanneer welk werk gedaan wordt, kan er een sfeer ontstaan waarbij er nog maar weinig werk gedaan wordt.

Andere voor- en nadelen regulier onderwijs

Bepaal zelf welke voor- of nadelen zwaarder wegen voor jouw kind! Natuurlijk kunnen er ook nog meer specifieke voor- of nadelen voor een bepaalde school zijn, zoals:
  • de afstand van huis,
  • de onderwijsaanpak,
  • hoe warm is de ontvangst voor kinderen die extra ondersteuning nodig hebben,
  • de aan- of afwezigheid van speciale ondersteuning,
  • het oordeel van de onderwijsinspectie,
  • etc.

Particulier onderwijs

Het grote nadeel van particulier onderwijs is dat het duur is: ouders worden geacht €15.000-€25.000 per jaar te betalen. Alleen als er geen ander passend onderwijs voor een kind te vinden is, en alle partijen werken mee, dan is het mogelijk dat (een deel van) de kosten vergoed worden, zie Kan particulier onderwijs vergoed worden als er geen ander passend onderwijs is? Het grote voordeel is dat er kleine klassen zijn, dus veel aandacht van docenten, en meestal zijn zowel havo als vwo mogelijk. De sfeer en aanpak kan van school tot school erg verschillen.

Als speciaal: cluster 2, 3 of 4, of tijdelijke opvang?

Allereerst: cluster 3 en 4 zijn formeel vervallen met de ingang van de Wet Passend Onderwijs. Toegang tot het speciaal onderwijs voor die groepen kinderen (zie omschrijving hieronder) gaat nu via een toelaatbaarheidsverklaring (tlv) van het samenwerkingsverband (blijft wel geldig als je verhuist). Voor het onderstaande verhaal maakt dat echter niet uit. Er zijn nog steeds speciale scholen (vso’s) die een specialisatie hebben op het gebied van cluster 3 of cluster 4, al zie je in sommige gevallen een combinatie ontstaan van 3 en 4. Cluster 2 is voor kinderen met problemen op het gebied van communicatie: doven, slechthorenden en kinderen die vooral taal- en communicatieproblemen hebben.Cluster 3 is voor kinderen met een lichamelijke en/of verstandelijke handicapCluster 4 was voor kinderen met problemen op het gebied van gedrag, en voor kinderen met een psychische stoornis zoals autisme of ADHD (ook als ze geen gedragsproblemen hebben maar andere problemen)(Voor meer uitleg over deze clusters, zie Speciaal Onderwijs op Wikipedia) Als je de keuze hebt: weeg zorgvuldig af of een aanvraag gedaan wordt voor een indicatie voor cluster 2 of voor een toelaatbaarheidsverklaring voor een speciale school van cluster 3 of 4. Als je kind in aanmerking kan komen voor cluster 2 is het de moeite waard om die optie te onderzoeken. In grote lijnen is cluster 2 het beste voor kinderen die vooral problemen op het communicatieve vlak hebben (en niet of nauwelijks op het gebied van gedrag). Cluster 4 is het beste voor kinderen die (externalistische) gedragsproblemen vertonen, maar kan als nadeel hebben dat de focus meer op het gedrag ligt dan op de onderliggende oorzaken. Daarom kan ook cluster 3 interessant zijn, die scholen hebben steeds vaker ook (internaliserende) kinderen gedragsproblemen. Je kunt ook kijken naar de kwaliteit en beschikbaarheid van de speciale scholen van de verschillende clusters in de buurt, lees bijvoorbeeld het laatste rapport van de onderwijsinspectie helemaal door. In de loop der jaren zijn de eisen voor een indicatie in cluster 2 steeds strenger geworden. Het is niet voldoende om moeite te hebben met communicatieve vaardigheden. Als je kind niet voor cluster 2 in aanmerking komt, ben je aangewezen op cluster 3 of 4 (nu geregeld via de samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs). Als de problemen van jouw kind niet zozeer op het gebied van gedrag liggen, let dan goed op dat het cluster 4 onderwijs voldoende aandacht aan de andere aspecten besteedt, want over het algemeen wordt in cluster 4 meer op gedrag gestuurd dan op andere aspecten (uitzonderingen daargelaten!), of overweeg cluster 3.

Vmbo, havo, vwo of gymnasium?

Ook bij kinderen met een psychische beperking komen alle IQ’s voor. Echter, vanwege hun beperking hebben ze vaak moeite met leervaardigheden zoals hoofd- en bijzaken onderscheiden, letterlijk en figuurlijk taalgebruik onderscheiden, informatieverwerkingssnelheid, plannen en organiseren, omgaan met veranderingen, omgaan met klasgenoten, kunnen kiezen, hulp kunnen vragen, enz. Dat kan een reden zijn dat het verstandig is om 1 niveau (of meerdere niveaus) lager te kiezen dan wat het kind qua IQ of qua Cito-score aan zou moeten kunnen, omdat er dan meer ruimte is om die o zo belangrijke levensvaardigheden verder te ontwikkelen. De begeleidingsmogelijkheden op een school zijn soms ook belangrijker dan het cognitieve niveau dat gevolgd kan worden. Een gymnasium(klas) heeft wel het voordeel dat er meer kinderen in zitten die een beetje afwijken van de rest en/of meer tolerantie hebben voor kinderen die “anders zijn”. De kans is dan groter dat je kind vrienden met gedeelde interesses vindt. Maar mocht het vanwege bovengenoemde problemen toch niet lukken met het schoolwerk, en je hebt gekozen voor een school die alleen gymnasium biedt, dan zul je van school af moeten om atheneum of havo te kunnen gaan doen.  Het is dus verstandig om een school te kiezen waar ook een niveau lager wordt aangeboden dan wat je denkt dat haalbaar is, ook als je geen gymnasium-niveau hebt, zoals een school die zowel vmbo-t als havo heeft als je denkt dat je kind cognitief havo-niveau aan moet kunnen. Mocht je kind problemen hebben om te functioneren op een bepaald schoolniveau (voor wat dat inhoudt, zie bijvoorbeeld Typisch havo en Typisch vwo) en je overweegt een lager niveau, bedenk dan wel goed of de problematiek die hij of zij ervaart niet precies hetzelfde zal zijn op dat lagere niveau. Als het cognitief dan te makkelijk wordt, kan er een probleem bij komen: verveling en onderpresteren. Dan raak je van de regen in de drup. Dus een lager niveau is niet altijd beter, al hebben scholen wel snel de neiging om dat te adviseren. Voor sommige kinderen (uiteraard niet voor alle, schat zelf in of dit voor je eigen kind geldt) is het beter je af en toe vervelen op een vmbo/havo waar je je prettig voelt en trots kunt zijn op je prestaties, dan vwo te doen op een school waar je het sociale mikpunt bent en dagelijks overprikkeld raakt door de vele indrukken en sociale overvraging. Onderstaande tabel (bron) is een grove indicatie welk niveau geschikt is bij welke CITO-score / NIO-score (NIO is ongeveer vergelijkbaar met het IQ dat met een WISC-III wordt gemeten):

Tips voor de overgang van speciaal naar regulier

Je kunt ook kiezen om je kind nog een paar jaar naar een vso te laten gaan, en dan (als alles voorspoedig gaat) in de bovenbouw, op het moment dat de profielkeuze ingaat of 1 jaar eerder, over te stappen naar een reguliere havo/vwo en een normaal diploma te halen. Daarbij is een goede voorbereiding het halve werk. Meer informatie hierover kun je vinden in de Handreiking overstap van speciaal naar regulier onderwijs. Ook handig als je kind al op regulier zit en je wilt dat hij of zij daar kan blijven! Lees dan vooral fase 4 en 5.
Privacyvoorkeuren
Wanneer u onze website bezoekt, kan deze informatie opslaan via uw browser van specifieke services, meestal in de vorm van cookies. Hier kunt u uw privacyvoorkeuren wijzigen. Let op dat het blokkeren van sommige soorten cookies van invloed kan zijn op uw ervaring op onze website en de diensten die wij aanbieden.