Scroll Top

Interview met orthopedagoog professor Hans van Luit over kinderen met dyscalculie – kinderen bij wie faalangst veel voorkomt. ‘Kinderen met dyscalculie ervaren steeds opnieuw hun falen. Ze zitten altijd weer in het groepje dat extra uitleg nodig heeft, en zijn de enigen die het zelfs dan nog niet begrijpen.’

Interview: Riëtte Duynstee

Kinderen met een rekenstoornis – oftewel dyscalculie – hebben geen enkel ‘getalgevoel’. Ze begrijpen daarom de basisprincipes van rekenen niet. Dat maakt veel kinderen faalangstig. Orthopedagoog professor Hans van Luit behandelt deze kinderen en doet onderzoek naar de stoornis.

‘Als kinderen met dyscalculie op hun zesde verjaardag een feestmuts op hun hoofd gezet krijgen, hebben ze geen idee wat die grote 6 betekent die er opstaat.’ Aan het woord is orthopedagoog professor Hans van Luit, expert op het gebied van de rekenstoornis dyscalculie. De stoornis komt voor bij twee procent van alle kinderen en komt vroeg tot uiting; al op de kleuterschool tonen de kinderen weinig belangstelling voor telspelletjes en hebben bijvoorbeeld moeite het aantal ogen op een dobbelsteen snel te herkennen. Ze tellen ze steeds opnieuw. Evenmin zien ze het verband tussen het aantal ogen op de steen en de stappen op het bordspel. Iets wat leeft tijdgenootjes wél snel leren zien. Kinderen met dyscalculie lopen op de basisschool al vroeg een achterstand op bij de rekenles. Welke trucs de leerkracht ook probeert om getalgevoel te ontwikkelen, het lukt niet. Van Luit: ‘Opvallend is dat de kinderen vaak twee keer zo hard werken aan hun rekensommen. Het zijn echte doorzetters. Als je zo je best doet, is het frustrerend als het maar niet lukt. Daarom is het belangrijk dat onderwijzers deze kinderen al vroeg herkennen. Dat ze weten hoe ze ermee moeten omgaan.’

Drie criteria

Dyscalculie is een cognitieve stoornis. Gedragsdeskundigen stellen de diagnose meestal bij kinderen van acht of negen jaar. Ze doen dat op basis van drie criteria. Zo lopen kinderen met dyscalculie in groep 6 minimaal een jaar achter met rekenen op hun klasgenootjes (criterium 1). Ze beschikken doorgaans wél over een gemiddelde intelligentie (criterium 2). De kinderen zijn resistent tegen gespecialiseerde hulp (criterium 3). Van Luit: ‘Dat laatste noemen wij het criterium van hardnekkigheid. Wij hanteren het om er zeker van te zijn dat het niet om een gewone rekenachterstand gaat, ontstaan vanwege bijvoorbeeld slecht onderwijs of een verkeerde rekenmethode.’ Bij dyscalculie bestaat de rekenachterstand op meerdere vlakken.

Van Luit: ‘Er is achterstand op het gebied van inhoudelijke kennis; een opgave op inzichtelijke wijze kunnen uitrekenen, bijvoorbeeld breuken of procenten. Maar er is ook een achterstand op het gebied van memoriseren; snel kunnen benoemen en het direct uit het hoofd kennen van rekenfeiten.’ Als kinderen aan alle drie de criteria voldoen, spreekt men van dyscalculie. Voldoen ze aan één of twee criteria, dan is het een rekenprobleem. Van Luit: ‘Dat geldt althans voor Nederland, internationaal gezien zijn er verschillende visies. In België wordt de diagnose uitsluitend gesteld op basis van een grote achterstand. Daar heeft acht procent van alle kinderen dyscalculie.’

Faalangst

Een aantal factoren lijkt een rol te spelen bij dyscalculie. Een daarvan is faalangst. Van Luit: ‘Kinderen met dyscalculie ervaren steeds opnieuw hun falen. Ze zitten altijd weer in het groepje dat extra uitleg nodig heeft, en zijn de enigen die het zelfs dan nog niet begrijpen. Als de leerkracht kinderen aanwijst voor een antwoord, sidderen ze van angst: ‘Als ik maar niet aan de beurt kom!’ Op zo’n moment blokkeren ze volledig. Ook nemen ze in de loop van de tijd weinig kennis op van nieuw aangeboden rekendomeinen en vaardigheden; oppervlaktematen, inhoud, tijd, meten, geld. Als leerkrachten de stoornis niet herkennen, wordt de faalangst een steeds groter probleem.’

De vraag is wat er eerder was, de faalangst of de rekenstoornis? Van Luit: ‘Op die vraag krijgen we moeilijk grip. Maar het lijkt erop dat bij dyscalculie de stoornis voorop staat, met faalangst als gevolg. Want ook in een veilige omgeving lukt het de kinderen niet om eenvoudige rekensommen te doorgronden. Ik zie het in mijn werkkamer. Ik leg uit wat 4 x 4 betekent, en maak het concreet: vier kinderen leggen vier appels op een rij. Ze begrijpen het. Als ik vervolgens vraag: hoeveel is 5 x 4, dan hebben ze geen flauw benul. Het is te abstract. De cijfers zeggen hen niets.’

Aandachtsstoornis

Een belangrijke verklarende factor bij dyscalculie is een aandachtstekort. De kinderen dwalen gemakkelijk af van hun rekentaak en maken geen plan voor een antwoord op de som. Laat staan dat ze een beroep doen op hun werkgeheugen om zo’n rekenplannetje uit te voeren. ‘Voordat we een diagnose stellen,’ zegt Van Luit, ‘behandelen we altijd éérst het aandachtstekort. Pas als dat milder is geworden, onderzoeken we de kenmerken van dyscalculie. Dat is een belangrijk onderdeel in het diagnosetraject. Natuurlijk zijn er ook kinderen met een dubbeldiagnose: ze hebben dyscalculie en een aandachtstekortstoornis zoals ADHD of ADD. Daarom is het belangrijk dat kinderen worden gezien door een ervaren gedragsdeskundige, die op de juiste wijze de juiste tests afneemt.’ Kinderen met dyscalculie hebben vaak planningsproblemen buiten het rekenen om. Van Luit: ‘Dat horen we van ouders. Ze moeten soms wel twintig keer met hun zoon of dochter meefi etsen, voordat ze zelfstandig de weg naar school kunnen vinden. Ook hebben de kinderen moeite met het plannen van tijd. Ze realiseren zich pas op woensdagavond dat ze donderdagochtend een toets hebben.’

Handicap

Dyscalculie is een stoornis waarmee iemand moet leren leven. De stoornis heeft verschillende uitingsvormen; sommige kinderen leren wel goed klokkijken, andere kinderen leren het nooit. Van Luit: ‘Laatst kwam een jonge vrouw bij mij binnen met twee horloges om haar polsen. De analoge wijzerplaat begreep ze, de digitale tijdsaanduiding niet. Ze zei: ‘Als ik op het station de trein- of bustijden zie staan, kijk ik op de wijzerplaat hoe laat dat is.’ Mensen vragen ook vaak aan medereizigers hoe laat de trein vertrekt. Ze verklaren hun vraag dan met: ‘Ik heb dyscalculie.’ Daar wordt zelden negatief op gereageerd, hooguit met de vraag: ‘Wat is dat?’ Volwassenen met dyscalculie betalen meestal met hun pinpas, en hebben in de supermarkt moeite met het afwegen van groente en fruit. Toch leren veel mensen er volgens Van Luit goed mee leven, en staat het een academische studie niet in de weg. ‘Iemand met dyscalculie functioneert uitstekend in talige beroepen, of in beroepen in het sociaal-, cultureel- of maatschappelijk veld. Een van mijn cliënten is doventolk geworden, een ander kok. Voor de berekening van inhoudsmaten heeft hij een oplossing gevonden. Ook in creatieve beroepen zijn mensen met dyscalculie succesvol. Toneel, zang of schilderkunst. Beroepen waarbij rekenvaardigheden vereist zijn, vallen vaak af. Een van mijn cliënten wilde het allerliefst onderwijzeres worden. Ik heb haar dat tot haar teleurstelling moeten afraden.’

Do’s and don’ts

Op basis van een dyscalculieverklaring mogen kinderen in het voortgezet onderwijs gemakkelijkere toetsen maken. En ook zelfs zonder dyscalculieverklaring, mits de school aan de ‘inspanningsverplichting’ heeft voldaan om kinderen bij te spijkeren. ‘Die extra aandacht begint liefst al spelenderwijs op de kleuterschool,’ zegt Van Luit. ‘En met deugdelijke methoden. Elke school maakt daarin eigen keuzes. Maar de ene methode leidt tot betere resultaten dan de andere.’ Van Luit adviseert leerkrachten om de kinderen op rekengebied niet te overvragen. Ook ouders adviseert hij om geen druk op kinderen te leggen. ‘Er zijn ouders die het hele huis volplakken met tafels van zeven. De keuken, de badkamer, de wc. Niet doen! Het heeft geen zin bij dyscalculie. Ook zijn er ouders die grijpen naar de rekenvaardigheden die ze vroeger zelf hebben geleerd, bijvoorbeeld een staartdeling. Dat brengt kinderen nog meer in verwarring. Dus ook daar het devies: niet doen. Laat het over aan de leerkracht, de remedial teacher of de gedragsdeskundige. En concentreer je op wat het kind kan en goed doet. Dyscalculie is niet het einde van de wereld. Ze komen er wel. Vertrouw daarop.’

Dit is dyscalculie, geschreven door Hans van Luit, is bedoeld voor ouders, leerkrachten en gedragsdeskundigen. Van Luit beschrijft onder meer wat je kunt doen om dyscalculie voor het kind hanteerbaar te maken en hoe je faalangst voorkomt. Ook is er aandacht voor diagnostiek en behandeling. Van Luit: ‘Op internet vind je veel informatie, maar hoe scheid je wat wel en niet onderbouwd is? Mijn boek is een handreiking. In 2016 verscheen: Dit is dyslexie. Naar dat boek is zoveel vraag, dat nu ook een evenpoot ervan verschijnt.’

Dit is dyscalculie. ISBN: 978 94 014 5109 3 Uitgeverij: Lannoo-Campus Prijs: € 29,99 Verschijnt: medio juni 2018

Privacy Preferences
When you visit our website, it may store information through your browser from specific services, usually in form of cookies. Here you can change your privacy preferences. Please note that blocking some types of cookies may impact your experience on our website and the services we offer.