Scroll Top
Klinisch neuropsycholoog Annemaaike Serlier-van den Bergh (55) schreef een boek over NLD (non-verbale leerstoornis). Maar in plaats van NLD gebruikt ze liever de term ‘taaldenkers’, want: ‘Ik denk vanuit potentie, naar wat iemand wél kan. Taal is hun grote kracht.’  ‘Ook met Google Maps in de hand kan een taaldenker verdwalen’  ‘De taaldenker is in het huidige (beeldgerichte) onderwijs in het nadeel’  ‘Geef taaldenkers een langere leer- en opstartroute. Dan komt het echt goed’  INTERVIEW: NICOLETTE KUIJLAARS Annemaaike Serlier-van den Bergh wil één ding duidelijk maken: als ze het over NLD heeft (de non-verbale leerstoornis), heeft ze het níét over een stoornis. ‘Dat wil ik niet, ik wil denken vanuit potentie. Kijken naar wat iemand wél kan.’ Ze spreekt dan ook liever over ‘taaldenkers’, in plaats van mensen die lijden aan een non-verbale leerstoornis. Annemaaike doet al vijfentwintig jaar onderzoek naar NLD, promoveerde op het onderwerp. Ze sprak in de loop der jaren met duizenden mensen over hun ervaringen. Al haar kennis, ervaringen en bevindingen bundelde ze in een boek dat binnenkort verschijnt: Welkom bij de Taalclub. Over taaldenkers in een beeldcultuur. Ze schreef het boek samen met onderzoeksjournalist Stella Braam, zelf taaldenker. Annemaaike: ‘Het schrijven ervan was een proces van jaren. Ik heb er al mijn energie in gestoken. Ik vind het belangrijk dat het boek verschijnt; het is het enige document over dit onderwerp waarin hun hele ontwikkeling beschreven staat.’

Wél praten, níet doen

Kort maar krachtig vat Annemaaike samen wat een taaldenker is: ‘Iemand die goed is in taal, maar slecht is in zien en doen. Met andere woorden: een taaldenker is eerder een prater dan een doener. Taaldenkers hebben hun woordje klaar, maar verdwalen makkelijk, zelfs in hun eigen buurt. Google Maps, de nieuwe manier van navigeren, is voor een taaldenker een ramp: wáár sta ik dan? En moet ik nou linksom of rechtsom?’ Een taaldenker legde uit aan Annemaaike: ‘Dan heb ik op Google Maps precies gekeken welke route ik moet lopen, maar als ik uit de bus stap, ben ik mijn hele richtingsgevoel kwijt. Dan komt de werkelijkheid niet meer overeen met het kaartje dat ik op het scherm zag.’ Of neem het lezen van handleidingen. Annemaaike: ‘Een kast in elkaar zetten is vaak een kansloze missie voor een taaldenker; zo’n handleiding die grotendeels uit plaatjes bestaat, is voor hen veel te ingewikkeld. Taaldenkers vermijden deze klussen, die laten ze noodgedwongen aan een ander over. Deze voorbeelden laten zien dat taaldenkers vooral moeite hebben met visueel ruimtelijke vaardigheden.’ Er zijn meer zaken waaraan mensen met NLD te herkennen zijn: ze hebben vaak problemen met de fijne motoriek, ze kunnen slecht zelf opstarten, er zijn rekenproblemen en er is angst voor onverwachte situaties, oftewel: als plotseling de bel gaat en er staat onverwacht bezoek voor de deur, wordt menig taaldenker daar niet direct blij van.

Dát heeft de juf niet gezegd!

Annemaaike: ‘NLD heeft een enorme impact op iemands leven. Neem nou de moeite die een taaldenker heeft met het opstarten van een taak. Opstarten op school betekent vaak: aan de gang, liefst zelfstandig en wel meteen. Dat is een groot probleem in groep 3. Daar gebeurt zoveel: leren lezen, schrijven en rekenen. Daar wordt veel gevraagd van een kind op het gebied van dóén. Ga rekenen (buikpijn: ik kan niet rekenen), ga lezen (leuk: ik kan spelen met woorden, maar ik moet het wel eerst leren), ga schrijven (zó moeilijk, want ik kan het niet door mijn motoriek). Ook op sociaal gebied is de impact groot, zeker in een klas. Een taaldenker onthoudt alles wat de juf zegt, niet ‘zo ongeveer’ maar letterlijk. En de juf onthoudt dat zelf niet altijd. Dat kan leiden tot enorme discussies, die irritaties kunnen opwekken bij de andere leerlingen én bij de juf zelf. Iemand die veel vraagt en praat, wordt vaak ook gezien als iemand die veel aandacht vraagt. Geen positieve eigenschap, vindt men. Ook knutselen is niet weggelegd voor de taaldenker. Ik herinner me een meisje van vijf dat huilend mijn spreekkamer binnenkwam: ik wil niet knippen en plakken! Oké, zei ik, dan gaan we praten. Dat was goed. Kun je je voorstellen hoe het is voor een taaldenker als je steeds maar weer moet knutselen in de kleuterklas?’ ‘Bovendien,’ vervolgt ze, ‘wordt vaak gezegd en gedacht dat taaldenkers dom zijn. Maar ze zijn niet dom, ze hebben alleen twee eilandjes in hun hoofd: één voor de taal en één voor zien en doen. En die eilanden groeien maar moeilijk aan elkaar. Op de middelbare school hebben taaldenkers het vaak lastig omdat ze wel goed praten, maar slecht kunnen luisteren. Ze praten daardoor vaak over zichzelf en vergeten te vragen hoe het met die ander gaat. Dat is niet bevorderlijk voor de sociale interactie. Het gevolg is eenzaamheid, vooral in het voortgezet onderwijs, wanneer je identiteit, wie je bent, een rol gaat spelen.’

Drie groepen denkers

Annemaaike onderscheidt drie groepen denkers: de beelddenker, die vooral ziet en last heeft van taal; de taaldenker, die vooral praat en last heeft van het beeld en de combidenker, die taal en beeld wél kan combineren. Binnen de taaldenkers zijn er gradaties. Hoe meer naar links op de curve, hoe meer sterren. De vijf sterren-taaldenker (het hoogste aantal sterren) heeft moeite om de boodschappen in zijn supermarkt te vinden. Daar zijn zoveel visuele prikkels! In het boek komt alles aan de orde, alle gradaties van taaldenken worden beschreven. Óók de voordelen! Want die zijn er. Annemaaike: ‘Taaldenkers hebben één geweldige troef: de taal. Dankzij hun talige denkvermogen begrijpen ze mensen en kunnen ze hulp bieden. Denk aan advocaten, journalisten en docenten. Voor ze zover zijn, voordat ze beseffen dat taal hun kracht is, kan het leven een struggle zijn, maar als ze eenmaal de juiste studie hebben gekozen of in het juiste beroep zijn beland én zelfvertrouwen hebben gekregen, komt het uiteindelijk goed. De weg naar dat punt is voor taaldenkers niet rechttoe-rechtaan, die gaat soms via omwegen, maar dat is niet erg. Taaldenkers hebben vaak een langere opstartroute nodig. Zo vertelde iemand dat ze eerst de mavo heeft gedaan en daarna havo en een hbo-opleiding. Die mavo was nodig voor die ‘opstart’, om al die ‘ingewikkelde’ vakken als natuur-, wis- en scheikunde te kunnen volbrengen, op een lager niveau dan havo. Toen ze eenmaal een profiel kon kiezen met alleen talige vakken, ging ze als een speer.’ Ze wijst erop dat het onderwijs van nu veel meer beeldgericht is. Vroeger was het meer gericht op taal. De taaldenker is nu dus in het nadeel. Bovendien vindt ze dat het vmbo er te veel op is gericht om kinderen in een beroep te persen. Daar is een talig iemand, die het moet hebben van een langere opstart- en leerroute niet bij gebaat. Die zat beter op zijn plek op de oude, meer op taal gerichte mavo.

Eerst de uitleg, dan de opdracht

Annemaaike zou daarom tegen docenten willen zeggen dat ze rekening moeten houden met de leerroute van een leerling. ‘Als je tegen een taaldenker zegt: pak je boek en begin maar, dan wordt het niets. Geef in plaats daarvan eerst een praatje (de uitleg) en daarna het plaatje (de opdracht). Veroordeel deze leerlingen niet te snel, ze zíjn niet dom, ze hebben alleen behoefte aan een andere leerroute. En heb vertrouwen. Kinderen voelen het als docenten en ouders wél in hen geloven.’ Hoewel ze in haar vijfentwintigjarige onderzoek grote drama’s heeft gezien, van leerproblemen tot en met sociale uitsluiting, is ze optimistisch: ‘Taal is de kracht en de valkuil van de taaldenker. Een valkuil omdat ze een hyperfocus hebben op teksten; ze willen alles horen, slurpen alle informatie op. Dat kan zorgen voor overprikkeling. Maar ik kies ervoor om uit te gaan van de kracht. Je kunt altijd een babbeltje maken met de taaldenkers, het zijn enorme doorzetters en ze zijn in staat om via de taal een eigen wereld te creëren. Soms hebben ze niet meer nodig dan een boek. Hoe fijn kan het zijn om als kind een verhaal van Thea Beckman te lezen, dat zich afspeelt in de middeleeuwen, in een stadje aan de IJssel. En dan niet alleen te lézen hoe het leven toen was, maar dat ook te vóélen.’

Hoe help je taaldenkers

  • Taal is de kracht van taaldenkers. Leg daar de nadruk op.
  • Doe een taak eerst voor. Het voordoen helpt voor het begrip.
  • Goede uitleg is cruciaal. Geef die vóór het maken van een opdracht.
  • Zorg voor een omgeving met weinig visuele prikkels, die werken verstorend.
  • Bied hulp bij praktische zaken, zoals het inpakken van een schooltas.
  • Besef dat taaldenkers een langere opstart- en leerroute nodig kunnen hebben.
  • Zelfvertrouwen geven, betekent zelfvertrouwen krijgen.
  • Maak zaken niet groter dan ze zijn. Iets omstoten is niet erg…
  • Beperk non-verbale communicatie of leg uit wat je bedoelt.
Het boek Welkom bij de Taalclub van Annemaaike Serlier-van den Bergh en Stella Braam is uitgegeven door en te bestellen bij uitgeverij Nijgh & Van Ditmar.

Meer weten?

Heb je vragen of zorgen over je kind met NLD, of herken je kenmerken en wil je daar graag eens met een ervaringsdeskundige praten? Neem dan eens contact op met onze Advieslijn. Klik op de volgende link voor het gehele NLD Dossier  op onze website:  om meer informatie te krijgen over wat NLD is, hoe de diagnose wordt vastgesteld, wat het behandelplan en de richtlijnen zijn, hoe je er in de opvoeding, in de vrije tijd of in het onderwijs mee om kunt gaan, en meer.. Ook kun je kijken op Het NLD-Plan, gemaakt door ervaringsdeskundige jongeren. Met goede informatie, tips en ervaringsverhalen. Let op! Op 25 november 2021 geeft Annemaaike een webinar voor Balans. Gratis voor leden van Balans, anderen betalen € 5,00. Tickets kun je hier reserveren.
Privacy Preferences
When you visit our website, it may store information through your browser from specific services, usually in form of cookies. Here you can change your privacy preferences. Please note that blocking some types of cookies may impact your experience on our website and the services we offer.