Scroll Top


De zoon van Marian Bruijnzeels redde het niet op school en kreeg op zijn achttiende een vrijstelling arbeid. Daarna kreeg zij ook zelf de diagnose autisme. ‘Wat ik wil benadrukken is dat autisme niet zozeer een stoornis is, maar een variatie in ons mens-zijn, die zich wél kan ontwikkelen tot stoornis. Dat is veel helpender als notie, voor maatschappij, gezin en de persoon die het treft.’

Interview: Geert Bors

Al jong was duidelijk dat de zoon van Marian Bruijnzeels autisme had. Waar het in zijn basisschooltijd nog goed ging, liep het daarna snel mis. Zware medicatie, thuiszitten en uiteindelijk een vrijstelling arbeid volgden. Pas in 2014, toen Marian zélf instortte, werd duidelijk dat zij klassiek autisme heeft. Zelfonderzoek leidde tot meer inzicht in haar zoon.

‘Ons gezin telt twee kinderen, een jongen (21) met autisme en een meisje (19) zonder problemen. Zelf heb ik in 2014 een diagnose klassiek autisme gekregen. Niemand had dat bedacht: ik functioneerde al jaren prima als pensioenadviseur. Maar dat ik onbewust van alles herkende bij mijn zoon, zal eraan bijgedragen hebben dat ik in zijn vroegste jaren niet vastliep.

Na mijn diagnose ben ik gaan graven in mijn eigen geschiedenis. Hoe komt het nou dat ik niet uitgevallen ben? Ik moest concluderen dat het veel te maken heeft met de tijd en het gezin waarin ik opgroeide. Mijn ouders waren sterk geraakt door de Tweede Wereldoorlog. In ons gezin zat terugtrekgedrag. Alleen thuis was het echt veilig, leerde ik. Daarbij ben ik opgevoed in de katholieke traditie, waarin erg hiërarchisch gedacht wordt: als de dokter of de schoolmeester iets zegt, dan handel je daarnaar.

Zo vulde ik mijn positie in verschillende beroepen later ook in: ik nam een rol aan in een hiërarchie. Het was makkelijk voor mij als kind om het systeem keurig te volgen, terwijl er eigenlijk een heel creatieve en onderzoekende kant in mij zit. Was ik nu kind geweest, in een tijd waar kritisch denken, autonomie en complexe sociale vaardigheden van kinderen worden verwacht, dan had ik het veel moeilijker gehad.

Onze zoon groeide op in een heel andere onderwijscultuur. Al op zijn derde werd het vermoeden van autisme uitgesproken; op zijn vijfde werd de diagnose definitief gesteld, zichtbaar op alle ontwikkelingslijnen. Wij gingen doen wat nodig was. We volgden ons kind. Vakkennis hadden wij en de school niet, maar samen probeerden we stapjes te zetten. We konden oplopen met zijn jongere zus, die toen ongeveer in dezelfde ontwikkelingsfases zat. De basisschool werkte met een ontwikkelingsgerichte visie, en dat werkte goed. Ze zagen snel dat hij jonger was in zijn ontwikkelingsstappen, gaven hem een eigen plek en ook zijn klasgenoten begrepen dat. Cognitief ging het goed; qua sociale interactie kwam het helaas wel tot stilstand.

Op de middelbare school liep het grandioos mis. Op die leeftijd wordt van je verwacht dat je verdere stappen zet naar zelfstandigheid: overzicht houden, met stress omgaan, sociaal je plek vinden. Onze zoon werd overvraagd. Na een maand waren ze hem al kwijt. Hij vertrouwde de leraren en zichzelf niet meer. ‘Schoolangst,’ zei de leerplichtambtenaar. ‘Nee,’ zei onze behandelaar: ‘het is een ontwikkelingsstap die deze jongen nog niet kan zetten.’ Hij kwam vier maanden thuis te zitten.

Het ging daarna van rot naar rotter. Vier jaar stevige, protocollair voorgeschreven medicatie. Hij raakte opgesloten in zichzelf, onbereikbaar. Een deeltijdbehandeling, die eindelijk aansluiting zocht bij zijn ontwikkelingsleeftijd, hielp, maar de cluster-4-school waar hij daarna terechtkwam, inclusief complex taxivervoer, maakte het allemaal erger. Op ons verzoek verklaarde de school zich handelingsverlegen en op zijn achttiende kreeg onze zoon vrijstelling arbeid, in de Wajong nieuwe stijl. Met zijn bewustzijn en intellect wist hij dat hij niet ‘voldeed’ en dat maakte hem depressief.

Toen hij zijn onderwijsvrijstelling kreeg, stortte ik in. Ons huis stond vol dozen van mijn schoonouders, voor wie we jaren mantelzorgers waren geweest en die net waren overleden. Jarenlange druk viel weg en precies toen ging bij mij het licht uit. Ik werd gediagnosticeerd en ben met psychotherapie en via zelfstudie de krochten van het autisme ingegaan, om inzichten te krijgen in hoe het werkt. Zelfonderzoek, om mijn zoon beter te kunnen begrijpen en begeleiden.

Het zit bij ons zo anders dan menigeen denkt: het begint ermee dat er niet, zoals bij ‘normale’ kinderen, een ‘zelf’ ontstaan is op de leeftijd van één à twee jaar. Dan wordt je ontwikkeling daarna een wankel kaartenhuis, want dat ik-bewustzijn is de basis voor je pad naar autonomie, naar omgaan met de ander. Terugkijkend naar jeugdfoto’s, zie ik bij mijn zoon en bij mij rond ons dertiende jaar in zelfbewuste poses voor het eerst een ik-besef opkomen. Tot die tijd zie ik afwezige blikken.

Met die zelfredzaamheid is het goedgekomen bij mij, en daar zetten we ook op in bij onze zoon. Met de begeleiders van Boba Autismegroep werken we samen aan zelfregie. Het is een lange weg, voor iedereen in ons gezin. Wat ik wil benadrukken is dat autisme niet zozeer een stoornis is, maar een variatie in ons mens-zijn, die zich wél kan ontwikkelen tot stoornis. Dat is veel helpender als notie, voor maatschappij, gezin en de persoon die het treft. Menselijk verschil kun je samen accepteren. Sluit een kind niet buiten omdat het iets – nog – niet kan.’

Privacy Preferences
When you visit our website, it may store information through your browser from specific services, usually in form of cookies. Here you can change your privacy preferences. Please note that blocking some types of cookies may impact your experience on our website and the services we offer.