Home / Kennisbank / Kennisbank: Ontwikkelingsproblemen / Kennisbank: Welke ontwikkelingsproblemen zijn er? / Autisme en hoogbegaafdheid

Autisme en hoogbegaafdheid
Als je kind een IQ boven de 130 heeft en ook een diagnose Asperger of een andere vorm van autisme heeft, zeggen sommigen dat die persoon dan niet echt hoogbegaafd is, omdat het autisme dat uitsluit. Anderen zeggen dat het autisme dan een misdiagnose is, dat de problemen met de hoogbegaafdheid (tijdelijk) autistisch gedrag hebben veroorzaakt. Beide kunnen voorkomen, en de waarheid kan ook in het midden liggen: je kunt ook hoogbegaafd zijn in combinatie met een psychische beperking, waardoor bepaalde IQ-onderdelen lager kunnen uitkomen. Zie in dit verband ook het betoog over “dubbel bijzonder” (twice exceptional) in een filmpje van Tijl Koenderink.
Sommige definities gaan ervan uit dat iemand pas hoogbegaafd is als het IQ groter is dan 130 en de scores op onderdelen (verbaal, performaal) dicht bij elkaar zitten (en soms moeten er ook nog andere kenmerken gelden op het gebied van creativiteit, associatief denken en dergelijke). Kinderen met autisme hebben vaak een hoog verbaal IQ maar een lager performaal IQ, of andersom. Als er meer dan 15 punten verschil zit tussen de twee dan spreekt men van een disharmonisch profiel of een V/P-kloof. Dan is het totaal IQ (het gemiddelde van verbaal en performaal) een minder betrouwbaar getal.
Hoogbegaafdheid plus Autisme Spectrum Stoornissen: een verwarrende combinatie
Als een jongere met autisme havo/vwo examen kan doen, was hij/zij dan eigenlijk hoogbegaafd en geen autist?
Het kan wel eens gebeuren dat iemand onterecht een diagnose in het autistisch spectrum krijgt, maar wij hebben genoeg voorbeelden gezien van hoogbegaafde kinderen die ook echt autisme hebben om te weten dat dergelijke kinderen prima havo/vwo kunnen doen, en toch terecht een diagnose Asperger, PDD-NOS of autisme kunnen hebben. Francisca Scholte zegt dat je naar de achterliggende oorzaak van het autistiforme gedrag moet kijken om te zien of het om hoogbegaafdheid gaat of om autisme. Er zijn jongeren zijn waarbij een deel van het autistiforme gedrag te verklaren is vanuit hoogbegaafdheid, en een ander deel van het autistiforme gedrag duidelijk een oorzaak heeft in beperkingen in het autistisch spectrum. Andere kenmerken die je bij autisme zou verwachten zijn echter minder aanwezig omdat deze jongeren dankzij hun uitstekende denkvaardigheden een aantal van hun inherente beperkingen kunnen compenseren, zonder dat het een trucje wordt. Om dan te zeggen dat die jongeren dan eigenlijk niet de diagnose in het autistisch spectrum hadden moeten krijgen, doet die jongeren juist tekort omdat hun beperkingen een specialistische begeleiding nodig hebben. Zie ook onze pagina Is een diagnose autisme een voordeel of een nadeel? Bovendien zien wij dat deze jongeren zich zodanig kunnen ontwikkelen, dat zij op latere leeftijd minder autistiform gedrag vertonen omdat zij de bijbehorende vaardigheden alsnog onder de knie hebben gekregen. Autisme is deels een vertraging in de ontwikkeling in plaats van een (permanente) beperking.
Voorbeelden: een hoogbegaafde autist kan zo belezen zijn dat hij figuurlijk taalgebruik snel herkent en er zelf woordgrapjes mee kan maken. Een hoogbegaafde autist kan ondanks gefragmenteerde waarneming zo goed analyseren in zijn hoofd dat hij toch hoofdlijnen kan benoemen en samenvattingen kan maken, ook al gaat het misschien wat langzamer dan bij hoogbegaafden die geen autisme hebben. Diezelfde hoogbegaafde autist kan veranderingen tot op zekere hoogte verwerken doordat er cognitief begrip is voor de omstandigheden, maar heeft daarin wel eerder een maximum bereikt dan leeftijdsgenoten zonder autisme. Diezelfde hoogbegaafde autist kan tegelijkertijd zo slecht gezichtsuitdrukkingen interpreteren dat hij grote problemen heeft met sociale interactie. Diezelfde hoogbegaafde autist kan zich wel inleven in de gevoelens van anderen als hij op een andere manier (via vertellen of lezen, in plaats van via menselijke reacties waarnemen) verneemt wat de ander denkt en voelt. Type: verstrooide, sociaal onhandige professor.
Welke kenmerken zie je bij "twice-exceptional learners"?
- In de literatuur over de zogenoemde “twice-exceptional learners”, waarmee leerlingen worden bedoeld die zowel hoogbegaafd zijn als een (leer)stoornis hebben, komt naar voren dat de meeste van deze kinderen beschikken over een relatief trage informatieverwerkingssnelheid (Little, 2001; Foley Nicpon et al. in Assouline, Foley Nicpon & Doobay, 2009). Als een hoogbegaafde leerling een (leer)stoornis heeft, lijkt dit dan ook ten koste te gaan van de snelheid waarmee informatie verwerkt kan worden. Voor kinderen met een ASS blijkt, op basis van de uitkomsten van dit onderzoek, de stoornis eveneens te interfereren met de informatieverwerkingssnelheid, anders gezegd: de aard van de cognitie interfereert met de mate van de cognitie, waardoor deze laatste afneemt.
- Gallagher en Gallagher (2002) lijken evenmin op een absolute manier over HB [hoogbegaafdheid] en ASS [autisme] te denken. Ze stellen met name vast, dat, als het gaat over kenmerken in het cognitieve domein, bij sommige hoogbegaafde kinderen met ASS mogelijkheden en vaardigheden worden waargenomen die meer ontwikkeld en flexibel zijn dan gangbaar is voor autisme.
- Van „twice-exceptional learners‟ is bekend dat de factor VS [Verwerkingssnelheid] achterblijft bij de factoren VB [Verbaal Begrip] en de PO [Perceptuele Organisatie]. Dickerson Mayes en Calhoun (2008) hebben een groep van 54 kinderen in de leeftijd van zes tot veertien jaar, allen gediagnosticeerd met hoog-functionerend autisme en/of de stoornis van Asperger, onder andere de WISC-IV [nieuwere variant van de gangbare IQ-test] laten afnemen. Hieruit bleek dat alle kinderen op zowel de verbale als de performale factoren hoger dan gemiddeld scoorden, maar lager dan gemiddeld als het gaat om werkgeheugen en verwerkingssnelheid. Deze profielen bleken consistent met eerder onderzoek, waarbij de WISC-III [gangbare IQ-test] was gebruikt (Dickerson et al., 2008). Deze gegevens in combinatie met de uitkomsten van het huidige literatuuronderzoek lijken erop te wijzen dat, wanneer er sprake is van een kind met een ASS, dit kind over een specifiek intelligentieprofiel beschikt, dat grillig van aard is.
- Waar HB-kinderen anders blijken te zijn in de mate van de cognitie door een superieure informatieverwerkingssnelheid, zijn kinderen met een ASS anders in de aard van de cognitie. Dit kenmerkt zich onder ander door een fragmentarische informatieverwerking, een gebrek aan cognitieve flexibiliteit en een afname in de verwerkingssnelheid als aandachtsprocessen een rol spelen. Hierdoor ontstaat een grillig intelligentieprofiel dat niet meer betrouwbaar geïnterpreteerd kan worden, waardoor de term hoogbegaafdheid evenmin betrouwbaar gehanteerd kan worden wanneer het gaat om cognitieve capaciteiten. Beter kan gesproken worden over talenten en tekorten.
In haar boek “Autisme ontrafelen” schrijft Martine Delfos dat het geen traagheid van de informatieverwerking is, maar meer tijd nodig hebben vanwege de precisie, via het geven van aandacht aan details. “Wanneer iemand die precies is, geconfronteerd wordt met een contradictie van de feiten, kan hij niet gemakkelijk verder gaan, maar blijft hij stilstaan op dezelfde plek in zijn geest.” Mensen met autisme hebben volgens haar een dieper en meer doordacht inzicht, dat soms langzamer tot stand komt dan bij mensen zonder autisme.
Agnes Burger-Veltmeijer et al. melden in hun wetenschappelijk onderzoeksrapport Passend onderwijs voor dubbel bijzonder (hoog)begaafde leerlingen: Fabels en feiten over (het voorkomen van) frustratie van talent (2018) onder andere: “Maskering en camouflage lijkt een belangrijke risicofactor te zijn, waardoor leerlingen niet goed gediagnosticeerd worden en hun onderwijsbehoeften niet goed in kaart gebracht kunnen worden. Dit hangt ook samen met eenzijdigheid in diagnostische procedures en eenzijdige expertise van professionals, waardoor er geen evenwichtige benadering is van de sterktes en de zwaktes bij deze leerlingen en het in kaart brengen van hun onderwijsbehoeften.”
