Een plaspil die uitkomst biedt voor kinderen met auti sme en/of ADHD. Kinder- en jeugdpsychiater Hilgo Bruining, verbonden aan het UMC Utrecht Hersencentrum, doet er onderzoek naar. Hij zoekt nog proefpersonen. ‘Onze pilotstudies waren veelbelovend. Bij sommige kinderen werden ingrijpende, positieve veranderingen in gedrag en leren gezien.’
INTERVIEW: RENATE VAN DER ZEE
Het klinkt misschien vreemd: een plaspil als medicatie voor kinderen met autisme of ADHD. Toch is het dat niet, aldus kinder- en jeugdpsychiater Hilgo Bruining, die er onderzoek naar doet. Hij noemt de resultaten van eerdere experimenten veelbelovend. Hoe zit het dan? De plaspil bumetanide, waarmee gewoonlijk hartfalen of nierziekten worden behandeld, kan ook de prikkelverwerking in de hersenen verbeteren. En de verwerking van prikkels, daar gaat het nou juist vaak mis bij kinderen met autisme en ADHD. Bruining: ‘Deze kinderen hebben vaak een verstoorde prikkelverwerking. Ze verwerken prikkels die de hersens binnenkomen anders dan kinderen zonder autisme of ADHD. Wat er misgaat, is bij elk kind weer anders. Sommige kinderen hebben last van te veel, bij andere komen er juist te weinig prikkels binnen. Als je brein prikkels niet goed filtert, kun je problemen krijgen met functioneren. Je kunt je bijvoorbeeld niet goed concentreren of je gaat bepaalde situaties vermijden omdat ze te druk voor je zijn.’ Een gezonde prikkelverwerking is belangrijk voor een goede ontwikkeling van vaardigheden zoals aandacht, taal en sociaal inzicht. Er is steeds meer onderzoek beschikbaar waaruit blijkt dat problemen met de prikkelverwerking de kern vormen van ontwikkelingsstoornissen zoals auti sme en ADHD. Bruining is zo’n drie jaar geleden begonnen met het zorgprogramma Prikkelverwerking in het UMC Utrecht Hersencentrum. Daar worden kinderen geholpen die autisme en/of epilepsie hebben en ook last hebben van een verstoorde prikkelverwerking. Via EEG-metingen, oftewel hersenfilmpjes, kijkt hij hoe de prikkels worden verwerkt in de hersens van het kind. ‘Aan de hand van die hersenfilmpjes kunnen we uitrekenen hoe georganiseerd het brein is en of het brein goed is voorbereid om prikkels te ontvangen. Die metingen doen we terwijl het kind rustig in een stoel zit. Via een ander soort EEG-meting met verschillende typen geluiden, kijken we of het brein die geluiden goed filtert en relevante prikkels oppikt,’ vertelt hij. ‘Door al die dingen te meten, krijgen we meer helderheid over waarom leer- of gedragsproblemen ontstaan. Wat wij duidelijk zien, is dat deze kinderen verschillende problemen hebben die zich op heel diverse manieren uiten. Ieder kind heeft een uniek ‘prikkelprofiel’. Omdat wij zoveel verschillen zien, praten wij liever niet over een stoornis. Wij gaan bij onze behandeling niet uit van het etiketje dat door eerdere behandelaars op een kind is geplakt. Wij kijken allereerst naar hoe de prikkelverwerking van het kind is.’