Scroll Top

‘Duidelijke regels stellen, helpt kinderen enorm’

Professor Reinout Wiers is gespecialiseerd in het fenomeen verslaving. ‘Kinderen uit de Balansdoelgroep zíjn extra kwetsbaar, maar je kunt de risico’s indammen.’

Tekst: Geert Bors

Professor Reinout Wiers (UvA) is als psycholoog gespecialiseerd in het fenomeen verslaving. In aanloop naar zijn Balanslezing, spraken we hem alvast. ‘Ja,’ zegt Wiers, ‘kinderen uit de Balansdoelgroep zíjn extra kwetsbaar.’ Maar er is opbeurend nieuws: ‘Juist voor verslavingsgevoelige kinderen is de omgeving extra belangrijk. De regel ‘niet drinken voor een bepaalde leeftijd’ werkt goed. Dat kinderen dan juist meer zouden gaan drinken, is echt de uitzondering.’

Kunt u, om te beginnen, zeggen wat verslaving eigenlijk is?

‘Dat lijkt een makkelijke vraag, maar is een kwestie waarover veel debat is. Waar het in wezen op neerkomt, is dat iemand die verslaafd is meer neemt van een middel of vaker een bepaalde activiteit doet, dan goed voor hem is. Van oudsher werd dat moralistisch geduid: verslaving werd gerelateerd aan slechte wil of luiheid. Vandaag de dag zijn er grofweg twee scholen in het debat. De ene school noemt het een hersenziekte. De andere ziet het als een ontwikkelingsprobleem dat omkeerbaar is. Vroeger begon een definitie van verslaving met kenmerken als steeds meer nodig hebben van een middel, terwijl je steeds minder effect ervaart en ging het over ontwennings- en onthoudingsverschijnselen. Dat zit er nog wel in, maar in de huidige definities scharniert het vooral rond de maatschappelijke gevolgen.’

Dus verslaafd ben je, als je maatschappelijk functioneren op de tocht staat?

‘Ja. De reden dat in de officiële classificaties vastgehouden wordt aan het criterium van een psychoactief middel, is dat je anders veel dingen een verslaving kunt gaan noemen: drop, tv-kijken, sociale media. Sinds kort is er een niet-middelgerelateerde verslaving aan toegevoegd: gokken. Daar komen seks- en internetverslaving misschien bij. Zeggen dat je ‘verslaafd bent aan hardlopen’, zou alleen zo zijn als je jezelf daar echt mee te gronde richt. Waar het om gaat: werk je jezelf maatschappelijk in de nesten? Staan baan, relatie, sociale contacten op de tocht?’

In een interview stelde u dat de risicofactoren voor verslaving te verdelen zijn in categorieën als persoonlijkheid, omgeving, erfelijkheid en opvoeding. Kunt u die kluwen eens ontwarren?

‘Je kunt ze eigenlijk onderverdelen in twee groepen. De eerste zijn de erfelijke factoren. Je persoonlijkheid is daar een onderdeel van: we weten bijvoorbeeld dat kinderen die meer sensatiebelust of impulsiever zijn – gemiddeld genomen – een groter risico lopen. En dan is er een tweede onderdeel in die genetische kant en dat is hoe je fysiek op een bepaald middel reageert. Het sterkst zien we dat bij een gen dat codeert voor een bepaald alcoholafbraak-enzym. Heb je daarvan de efficiënte versie, dan kun je redelijk goed tegen alcohol en loop je dus een verhoogd risico. Veel Aziaten hebben die efficiënte variant niet, dus bij hen manifesteert alcohol zich vooral als een gif en ja, dan is het niet iets dat je gemakkelijk in grote mate tot je neemt. Er zijn ook genen die meer algemeen invloed hebben op je verslavingsgevoeligheid. Het gaat allemaal om kleine bijdragen aan die gevoeligheid. Hét gen of dé persoonlijkheid voor verslaving bestaat niet.’

En dan zijn er de omgevingsfactoren…

‘Precies. Dat is het tweede cluster. Je gezin en je vrienden zijn belangrijk. Wat de laatste tien jaar is komen vast te staan, is dat het enorm helpt als ouders duidelijke regels stellen: niet drinken voor een bepaalde leeftijd, bijvoorbeeld. Dat kinderen dan stiekem juist meer zouden gaan drinken – wat je vaak als tegenargument hoort – is echt de uitzondering. Maar in de werkelijkheid van een kind kun je die factoren niet uit elkaar halen en vormen ze inderdaad een soort kluwen. Een kind dat door zijn genen meer een sensatiezoeker is, zoekt vrienden die dat ook zijn, wat weer een grotere groepsdruk oplevert om te experimenteren, enzovoorts. Dus eigenlijk kun je vaak zeggen dat je ófwel in een clustering van negatieve óf van positieve invloeden zit.’

Zijn kinderen in de Balansdoelgroep extra kwetsbaar?

‘Als groep zeker. Een diagnose zoals ADHD of ODD kenmerkt zich onder meer door een niet optimale impulscontrole. Dat is een risicofactor. Wat uiteraard niet wil zeggen dat iedereen alcoholist wordt, maar deze groep is wel kwetsbaarder.’

Kun je die risico’s indammen?

‘Ja. Mensen hebben vaak het idee dat als je een genetische kwetsbaarheid hebt, het niet zoveel uitmaakt wat de omgeving doet. Het tegenovergestelde is waar. Voorbeeld: je gaat studeren en wordt lid van het studentencorps. Dan vergroot je de kans dat je een alcoholprobleem krijgt, want de stimulus tot veel drinken is dan een omgevingsfactor. Ben je nou een Aziaat met dat inefficiënte gen, dan maakt het niet zoveel uit of je in die risicoverhogende omgeving zit of niet. Maar kun jij toevallig heel goed tegen alcohol én zit je in zo’n omgeving, dan wordt de kans op verslaving extra groot. Dus juist bij kwetsbare groepen, wordt de omgevingsfactor belangrijk.’

U schrijft dat de behandelmethoden van oudsher ‘praten’ en ‘pillen’ waren en op basis van uw onderzoek kunt u nu een derde methode aanbieden: trainen. Heeft u tot slot wat opbeurende succesverhalen?

‘Behalve ‘duidelijke regels stellen’, kun je zelf iets doen dat een beroemde geneticus ‘trumping your genes’ heeft genoemd. Wij kunnen onze genen aftroeven: als je ouders bijvoorbeeld alcoholist zijn en je bent genetisch verslavingsgevoelig, dan kun je besluiten dat jíj nooit gaat drinken. Een deel van de kinderen van alcoholisten doet dat. Dan activeer je die kwetsbare genen dus ook niet. Daar ben je zelf bij.

Voor kinderen die al een probleem hebben, werken onze trainingen goed als het gaat om het leren onderdrukken van je impulsen. Maar er is meer nodig: motivatie. Daarvoor moet je zicht hebben op een langetermijnperspectief. Zeker als de korte termijn zo lekker lijkt. Juist voor relatief impulsieve mensen werken de trainingen goed, wanneer ze een langetermijndoel voor ogen hebben, een reden om te stoppen of te minderen.’

Privacy Preferences
When you visit our website, it may store information through your browser from specific services, usually in form of cookies. Here you can change your privacy preferences. Please note that blocking some types of cookies may impact your experience on our website and the services we offer.