Scroll Top

Blog 6: “Alle gekheid op een stokje en het stokje het raam uit!”

Marije Pietersma (1979) woont met haar dochters, partner en drie katten óp Scheveningen. Ze schrijft o.a. over autisme (boek: Vleugels met een Pleister), houdt zich bezig met neurodiversiteit op de werkvloer (The Brain Hub) en is daarnaast geregeld op het strand of in de zee te vinden.

Ze schrijft over haar eigen ervaringen met ASS, ADHD en Dyslexie, van de uitdagingen tot de soms hilarische momenten dat het met zich meebrengt in het gezinsleven.

 

In 1995 begon ik in 3vwo en kreeg ik geschiedenisles van een docent met een door de nicotine gekleurde gele kuif. Deze kuif stak nogal af tegen de rest van zijn grijze haar en de walm die om hem heen hing kan ik soms in de krochten van mijn brein nog opdiepen. Hij heeft in ieder geval diepe indruk op mij gemaakt toen.

Iedere les voordat hij van start ging zei hij: “Alle gekheid op een stokje, en het stokje het raam uit.”
Op warmere dagen gooide hij een denkbeeldig stokje uit het open raam, op koude dagen zei hij dit gewoon in de klas terwijl hij driftig op het krijtbord kraste.

Ik vond zijn stokjesopmerking echt heel raar. Hoe kun je gekheid op een stokje zetten? Hoe kun je gekheid het raam uitgooien? En als je dat al kunt, mag je dan nooit meer lachen in de klas? Is het dan voor altijd, en in ieder geval de rest van de les serieus? Waarom zie ik dat stokje niet?

De rest van de klas deed zoals een klas toen deed. De jongens schoten afgeknipte elastiekjes naar elkaar, de meisjes keken bijna allemaal in het hartvormige agendaspiegeltje dat ze uit de Viva hadden gehaald om te checken of de mascara nog goed zat. Zo was het.

Ik was altijd meer bezig met het begrijpen van een opmerking als die van het stokje, dan dat ik bezig was met de les. Mijn wereld heeft en had altijd te veel vragen waardoor ik met van alles bezig was, maar niet met dat wat ik moest leren. Nu deed de rest ook niet veel, maar ik bleek toch altijd net nóg iets minder te doen.
Ik kreeg alleen te horen dat ik beter mijn best moest doen. Dat het uiteindelijk allemaal andere oorzaken had, dat “bestond” in die tijd (nog) niet.

Tijdens de tienminutengesprekken van mijn kinderen krijg ik vaak te horen dat vooral de jongste zich niet goed kan concentreren. Ze kijkt veel naar buiten, is met van alles en niks bezig en ze gaat vaak haar eigen gang. Unaniem vinden de leerkrachten dat niet zo handig op school. Ze praat ook wel veel en ze stelt soms zoveel vragen dat ze haar even apart moeten zetten omdat ze de rust in de klas verstoord.

Onlangs vond ik haar laatste rapport in een ietwat verkreukelde staat op mijn bureau. Bij navraag had ze het niet nodig gevonden om het rapport aan mij te laten zien omdat ze niet begrijpt dat mensen over haar oordelen terwijl zij niks mag zeggen.
“Ik mag niet eens zeggen dat ik vind dat de juf Nederlands niet opgewassen is tegen de jongens! Dat is toch raar? En de meneer van wiskunde, die invaller weet-je-wel, hij weet gewoon niet zoveel. Hoe kunnen ze hem les laten geven?”

Op de achterkant had de mentor in sierlijke letters geschreven dat hij zag dat ze blij is op school, maar dat ze wel een beetje moest opletten dat ze niet té brutaal uit de hoek komt.
Dat hadden sommige docenten opgemerkt en dat werd niet door iedereen gewaardeerd.

En dat begrijp ik. Uiteraard hebben we hier even over gesproken, omdat je die cue niet mag laten liggen in de opvoedende rol. Brutaal is niet zo handig. Dat mag ze voor later bewaren als we het “management-kwaliteiten” kunnen noemen.

Met minimaal 28 kinderen/jongeren in een klaslokaal geef ik het de leerkrachten vaak te doen. Een grapje dat niet wordt begrepen door kind A waardoor die de hele les blanco voor zich uit zit te kijken om het antwoord te zoeken. Kind B heeft wat aan te merken op de leskwaliteit, kind C heeft bewegingsdrang en is haar wiebelkussen vergeten. Kind D is zo stil dat je hém niet moet vergeten, en kind E heeft alweer geen lunch mee. En dan hebben we de rest nog niet eens besproken.

Terugkijkend had de docent geschiedenis in 1995 het heerlijk makkelijk. Hij draaide namelijk zonder onderbrekingen zijn riedeltje af, gooide het spreekwoordelijke stokje op 1 dag nog 4 keer uit het raam en ging weer naar huis. En zo herhaalde dat zich tot zijn pensioen. Ik kan mij niet herinneren dat er tafeltjesavonden waren, en zeker niet drie keer per jaar waar de ouder iedere docent afzonderlijk mag komen interviewen over het wel en wee van het kroost. (Geef toe, onze generatie is er niet bepaald slechter van geworden, toch?)

Tegenwoordig hebben leerkrachten steeds meer rekening te houden met alles wat op hun pad komt, waar ze mee om moeten gaan en aanwijzingen die ze in hun achterhoofd moeten houden. 28 kinderen met een eigen gebruiksaanwijzing, ouders die (logisch) het beste willen voor hun kind en sneller contact zoeken en gooi daar de hoge werkdruk nog eens bovenop.

Ik heb onmetelijk veel respect voor de leerkrachten van nu. Zij zijn er iedere dag weer om ervoor te zorgen dat de kinderen krijgen wat ze nodig hebben en anders zoeken ze mee naar oplossingen. En soms gaat het niet zoals gepland, maar worden er toch manieren gevonden om een papiertje te halen. Het is veel meer een samenwerking geworden in vergelijking tot vroeger. We werken samen aan een dyslexiebehandeling en de leerkracht gaat (hoe moeilijk het soms ook is) met een ouder in gesprek over opvallende gedragingen.

Mijn jongste heb ik verteld dat ze niet per se hoeft te vertellen dat ze de vaardigheden van de docent Nederlands niet goed vindt. Op zo’n opmerking zit niemand te wachten. Nog twee jaar moet ze doen wat er van haar wordt verwacht op school, en dat kan ze prima. Pas dan mag ze haar eigen plan trekken. Ben benieuwd of ze dan nog zoveel praatjes heeft.

Privacyvoorkeuren
Wanneer u onze website bezoekt, kan deze informatie opslaan via uw browser van specifieke services, meestal in de vorm van cookies. Hier kunt u uw privacyvoorkeuren wijzigen. Let op dat het blokkeren van sommige soorten cookies van invloed kan zijn op uw ervaring op onze website en de diensten die wij aanbieden.