Scroll Top

Dwanggedrag beheerst een gezin, maar behandeling is mogelijk

TEKST RENÉ LAMERS

Eindeloos handen wassen. Of nooit op banken met een stoffen bekleding zitten. Het zijn voorbeelden van dwanggedrag, ook wel OCD geheten: obsessieve compulsieve stoornis. Één à twee op de honderd kinderen heeft dit. Behandeling is nodig, maar wel de juiste behandeling.

Doelloze handelingen

OCD valt niet direct op: alle jonge kinderen vertonen weleens zulk gedrag, dat na een tijdje weer verdwijnt. Huisartsen (h)erkennen het niet altijd, omdat het zo weinig voorkomt. We spreken van OCD wanneer een kind minstens een uur per dag aan dwanggedrag besteedt en erdoor wordt gehinderd in functioneren. De handelingen zijn doelloos en overdreven. Belangrijk: ze ‘horen’ ook niet bij het kind. Dat wil er alleen maar vanaf.
‘Er is bij het grote publiek nog weinig bekend over OCD,’ zegt Else de Haan, gepensioneerd hoogleraar in cognitieve gedragstherapie bij kinderen en adolescenten. Ze schreef het boek Mijn kind heeft OCD. ‘Ouders zijn vaak lang op zoek naar de juiste informatie of gaan naar een therapeut die niet de juiste behandeling geeft.’ Else schreef het boek samen met Lidewij Wolters, gz-psycholoog en onderzoeker bij Accare. Een moeder met een kind met OCD schreef onder de naam Roos van Eik haar ervaringen erbij.

Somberheid en tics

Een kind met dwanggedrag of dwanggedachten wéét dat ze overdreven zijn. Het wil ze helemaal niet. Met de dwanghandeling proberen ze zekerheid te krijgen, maar die vergroot juist onzekerheid. Soms worden kinderen somber van de dwang. Ook kan depressie voorkomen. Een combinatie van OCD en tics komt voor, maar zijn niet hetzelfde.
De oorzaak is onbekend; erfelijkheid speelt een rol maar verklaart lang niet alles. Wel kunnen er aanleidingen zijn; een ziekte, een opmerking van een leerkracht of een ervaring bij een vriendje. Er zijn ouders die denken dat zij een rol spelen in het ontstaan, maar dat is niet zo.

Gedoe besparen

Veel kinderen proberen hun dwanggedrag te vermijden: om veelvuldig handen wassen te vermijden, raken ze bijvoorbeeld ‘besmette’ meubels niet meer aan. Vaak ontstaan nieuwe dwanghandelingen, terwijl andere verdwijnen. Ze kunnen zelfs school gaan mijden. Vriendjes mogen soms niet meer op bezoek, waardoor ze vereenzamen.
De dwang beheerst het kind, maar ook het gezin. Ouders zijn vaak geneigd om mee te gaan in het gedrag, omdat ze hun kind problemen willen besparen en zelf geen ‘gedoe’ bij anderen willen. Op korte termijn lijkt dat te helpen, maar op de lange termijn niet. Broertjes en zusjes ‘bewegen mee’: ze leren leven met minder aandacht en verzinnen zelf oplossingen.

 

De juiste behandeling

Behandeling is nodig om een kind weer zijn of haar leven terug te geven. Bij lange wachtlijsten voor een goede therapeut gaan ouders soms op zoek naar alternatieven. ‘Dat kan het juist verergeren,’ vertelt Else. ‘Bijvoorbeeld wanneer die alternatieve therapeut op zoek gaat naar diepere, psychische oorzaken vanuit het verleden. Prima als je kind naar deze therapeut blijft gaan, omdat die vertrouwd is, maar laat die zich niet bemoeien met de behandeling die een kind krijgt van een OCD-specialist.’
De juiste behandeling komt van een gezondheidszorgpsycholoog of orthopedagoog-generalist die in het BIG-register staat. Hierin vind je erkende specialisten. De therapeut moet cognitieve gedragstherapie (CGT) beheersen. Daarmee leer je je (irreële) gedachten af te zetten tegen werkelijke situaties en dwanghandelingen te stoppen. Vraag anders bij de ADF-stichting (voor angst, dwang en fobie) naar behandelaars.

Controle terugkrijgen

Tot ouders bij de therapeut terechtkunnen, kunnen ze het beste doorgaan met hun eigen aanpak. Eenmaal bij de behandelaar bepaalt je kind één dwanghandeling om mee te beginnen, en die kan ook opgedeeld worden. Dat is beter hanteerbaar dan alles inéén, zodat snel succesjes behaald worden die het kind motiveren. Vaak breidt de aanpak zich dan als een olievlek uit over ander gedrag: je kind krijgt het gevoel controle te krijgen over de dwang. Terugval of terugkeer kán, maar geen paniek: de nieuwe dwanghandeling verdwijnt meestal sneller dan eerst.

Op één lijn

Als ouders heb je een belangrijke rol. Je helpt je kind bij zijn ‘exposure- en responspreventieoefeningen’: die stellen je kind bloot aan de angst en voorkomen de dwangreactie. Dat vraagt discipline. Bij de therapeut gaat je kind akkoord met de aanpak, maar thuis kan het proberen de afgesproken actie uit te stellen of niet te doen. Dan is het voor ouders goed om op één lijn te zitten, erover te praten, te accepteren dat het soms niet meteen lukt en dat bij de volgende afspraak met de therapeut te bespreken.

In Mijn kind heeft OCD vertelt een moeder onder de naam Roos van Eik over haar ervaringen als ouder. Hier alvast enkele fragmenten uit het boek.

‘Na de nierbekkenontsteking stond het leven van Julie en dat van ons volledig in het teken van de dwang. Niets ging meer vanzelf. Het lukte haar niet meer om zich aan te kleden, dus kon ze ook niet naar school.’

‘Alles gaat volgens strikte regels in haar hoofd (…) Als daarvan wordt afgeweken, schreeuwt ze het vaak uit en moet het weer opnieuw. Kleren die de grond hebben geraakt, moeten in de was. Rode handdoeken moet ze mijden.’

‘Bij alles wat we zeiden, luisterde de dwang mee. Zo viel ons op een gegeven moment op dat wanneer we Julie een compliment gaven als ze een oefening uit de therapie goed deed, er bijna altijd direct een terugval kwam.’

Lees hier een uitgebreid interview met moeder Roos van Eik over de dwang bij haar dochter.

Dit artikel verscheen eerder in Balans Magazine 3 2023. Wil je ook ons magazine ontvangen? Word dan nu lid. Bekijk hier de voordelen.

Privacyvoorkeuren
Wanneer u onze website bezoekt, kan deze informatie opslaan via uw browser van specifieke services, meestal in de vorm van cookies. Hier kunt u uw privacyvoorkeuren wijzigen. Let op dat het blokkeren van sommige soorten cookies van invloed kan zijn op uw ervaring op onze website en de diensten die wij aanbieden.