Scroll Top

Extra informatie bij artikel ‘Onderwijs ontwerpen voor iedereen’

Universal Design for Learning (UDL) betekent kort gezegd: Onderwijs ontwerpen voor iedereen. Bij UDL wordt rekening gehouden met de diversiteit in leerstijlen, achtergronden, interesses en uitdagingen van de leerlingen. Een vorm van onderwijs waar iedereen baat bij heeft, niet slechts de leerling met extra onderwijsbehoeften, en waarbij apart speciaal onderwijs niet nodig is. In Balans Magazine 3-2023 verscheen een artikel over UDL waarin kort de principes van dit type onderwijs worden uitgelegd en de kansen van dit systeem voor het Nederlandse inclusieve onderwijs worden belicht.

Hieronder volgt een uitgebreid interview over UDL met Dolf van Veen. Dolf van Veen is hoofd van het NCOJ (Nederlands Centrum Onderwijs & Jeugdzorg) en bijzonder hoogleraar Grootstedelijk Onderwijs en Jeugdbeleid aan de Universiteit van Nottingham en  mede-initiator van het platform Naar Inclusiever Onderwijs. Zijn affiniteit ligt vooral bij praktijkgericht onderzoek ten behoeve van lerarenopleidingen en het onderwijsveld. Zijn aandachtsgebieden zijn vooral leerkrachtondersteuning ten behoeve van passend en inclusief onderwijs en de samenwerking tussen onderwijs en jeugdzorg.

TEKST ANNEMIEKE VAN DE GROEP

Hoe is Universal Design for Learning (UDL) op uw pad gekomen en wat heeft er voor u toe geleid om het belang van UDL met anderen te delen?

‘Op dit moment heeft de leeromgeving in Nederland nog heel vaak een klassieke structuur, waarbij de leerlingen in de schoolbanken zitten en luisteren naar de instructie van de leerkracht met methoden vaak gericht op de middenmoot. Wanneer een leerling door mentale of lichamelijke problemen voor korte of langere tijd niet mee kan komen en hierdoor een achterstand ontwikkelt, zie je dat onmiddellijk het hele systeem ontregeld is. Kinderen denken dat dit aan hen of aan hun vermogens ligt, terwijl het de omstandigheden kunnen zijn die hiertoe leiden.

Wanneer leerlingen meer ondersteuning nodig hebben, betekent dit vaak nog meer interventies en meestal buiten de klas of zelfs na schooltijd. Toepassingen zijn steeds specialistischer geworden en interventies steeds fijnmaziger met helaas maar heel weinig mogelijkheden in de klas zelf. Daar komt bij dat in het Nederlandse onderwijs veel kinderen met extra ondersteuningsbehoeften in aparte scholen voor gespecialiseerd onderwijs zitten.

Ik zag bij collega’s in het buitenland, in landen die al veel langer met inclusie bezig zijn en waar de scheiding tussen regulier en speciaal onderwijs al meer en soms ook vrij radicaal werd opgeheven, dat de leeromgeving zelf ook langzaam begon te veranderen: Mensen uit het speciaal onderwijs gingen aan de slag in het reguliere onderwijs waardoor de ondersteuningsstructuur veranderde. Allerlei vormen van ondersteuning zoals fysiotherapie en logopedie vonden nu ook een plek binnen de reguliere onderwijscontext en omdat het ondersteuningssysteem veel meer was ontwikkeld, zag ik ook dat de UDL-principes hier veel sneller konden aarden en bovenal belangrijk, succesvol waren. Zo ben ik in contact gekomen met UDL.

In Nederland zitten we vrij vast in het handelingsgericht werken, maar bij UDL stel je de vraag hoe je een leeromgeving kunt aanpassen en ontwerpen voor ieder kind. In plaats van de bestaande leeromgeving aan te passen voor één of twee leerlingen. Het uitgangspunt voor alle leerlingen vraagt om nieuwe doordenking. Ik heb ongelofelijk veel kinderen zien profiteren van een leeromgeving die met UDL-principes zijn opgezet. Het is nodig om een omgeving te creëren die de interesse en betrokkenheid van de leerling aanwakkert, die de interactie met leerlingen verandert en daardoor de leerling aanzet tot leren. Alle kinderen profiteren hiervan, maar voor kinderen met een neurodivergente leerstijl is dit nog veel belangrijker. Leerkrachten worden nu nog vaak traditioneel opgeleid en zijn daarom nog niet goed voorbereid om aan leerlingen met  verschillende leerstijlen en achtergronden les te geven. Ze lopen vast op de standaard instructiemethode en dragen daardoor onbedoeld bij aan het in stand houden van de problemen waar leerlingen tegenaan lopen. Onderwijs is daardoor vaak een onderdeel van het probleem.’

Wat is UDL?

‘Universal Design for Learning betekent kort gezegd: Onderwijs ontwerpen voor iedereen. UDL is een onderwijsontwerp waarbij je rekening houdt met de diversiteit in leerstijlen, achtergronden, interesses en uitdagingen. Een UDL-leeromgeving biedt gelijke kansen voor alle leerlingen en maakt leerlingen meer tevreden en gemotiveerd omdat ze hun eigen leerproces kunnen vormgeven. Ook zijn er minder kostbare aanpassingen nodig voor individuele studenten. Dit wil overigens niet zeggen dat individueel maatwerk niet meer nodig is. Er wordt zoveel mogelijk gestreefd naar succesvolle leerervaringen voor elke leerling zonder extra ondersteuning, maar wanneer extra ondersteuning nodig is, moet dat wel beschikbaar zijn. De volgende drie principes: Waarom, Wat en Hoe, vormen de basis:

  1. Waarom het kind leert: Het vergroten van ‘engagement’ oftewel betrokkenheid en motivatie via verschillende strategieën. Er zijn verschillende manieren om betrokkenheid en motivatie te stimuleren. Wat werkt specifiek bij dit kind, hoe komt dit kind in de leerstand? Speel in op de interesses van het kind en voorzie in mogelijkheden die de individuele keuze en autonomie verhogen zodat het kind zelfstandig zijn taak kan uitvoeren.
  2. Wat het kind leert: Representatie, het aanbieden van informatie op verschillende manieren. Wat zijn de voorkeurszintuiggebieden, dus wat zijn de voorkeuren hoe een kind informatie tot zich neemt, verzamelt, categoriseert en verwerkt? Bijvoorbeeld via tekst, afbeeldingen, video, audio, tactiel of hands-on activiteiten. Maar ook in welke tijd en ritme iets aangeboden wordt.
  3. Hoe het kind leert: Expressie en actie. Leerlingen mogen op verschillende manieren laten zien wat ze geleerd hebben. Zijn er verschillende opties voor expressie? Hebben de leerlingen de mogelijkheid om op verschillende manieren hun kennis te presenteren?’

xxxx

Hoe ziet een UDL-omgeving eruit?

‘Een UDL-omgeving ziet er anders uit dan de reguliere leeromgeving die we gewend zijn. Het is ook zeker niet altijd een rustige klas. Er zullen leerlingen zijn die samenwerken, leerlingen die een instructie krijgen en sommige kinderen zullen alleen (op een rustige plek in en soms kort buiten de klas) of samen met een leerkrachtondersteuner of specialist werken. Materiaal en hulpmiddelen voor de leerling om zowel leerstof tot zich te nemen, te verwerken en zich uit te drukken zijn toegankelijk en nabij. Een belangrijke voorwaarde is dat elk kind, of het kind nu een meer praktische ingang van leren heeft, dyslectisch, autistisch, slechthorend, slechtziend is of een motorische beperking heeft et cetera, zich moet kunnen uitdrukken en geen beperkingen en obstakels in het leren ervaart, opgeworpen door zijn omgeving. De leerkracht zal hierbij nauw samenwerken met onderwijsondersteuners, maar ook specialisten wanneer een leerling dit nodig heeft.’

We zijn binnen het onderwijs vooral op academische vaardigheden gericht, maar kun je met UDL ook een leeromgeving opzetten die bevorderend is voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind?

‘De eerste vraag die er in mij opkomt: hoe is de interactie en verbondenheid? Want emotioneel zonder sociaal bestaat niet. Voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van een kind zijn in eerste instantie gehechtheid, nabijheid en gelegenheid om mee te doen onmisbare factoren. Daarnaast heeft het kind natuurlijk ook vaardigheden nodig om mee te kunnen doen. Maar toegankelijkheid moet! Het onderwijs moet niet zo ingericht zijn dat het haaks staat op ‘de gebruiksaanwijzing’ van het kind. Daarnaast moet het ook mogelijkheden bieden tot participatie. Dus het begint allemaal met dichtbij, want als het ver weg is, kan het kind er niet bij. Hoe zorgen we vanuit die nabijheid dat het werkt? Hoe geven we het kind mogelijkheden om mee te doen? We moeten in ieder geval niet allerlei drempels opwerpen om mee te kunnen doen.

UDL geeft je de middelen om heel goed en precies aan te sluiten bij het kind omdat er wordt ingegaan op de individuele kenmerken van het leren van de leerling, de zijnskenmerken en de leeromgeving. UDL is daarom in de startfase een heel goed analyseframework en dus heel belangrijk als vertrekpunt. Het is ook diagnosticerend onderwijs, de leerkracht begrijpt wat helpend is en wat niet, hoe de stof toegankelijk te maken voor elke leerling (slechtziend, slechthorend, dyslectisch, autistisch, dyspractisch, hb, non-verbaal, et cetera) en hoe de leerling in een leerstand te zetten. De leerkracht zorgt er daarnaast voor dat elke leerling deel kan uitmaken van de groep.

Je kunt in een algemene omgeving echt heel veel. In plaats van kinderen in hokjes te stoppen, een gepolariseerde leeromgeving te creëren en kinderen hierdoor het gevoel te geven er fundamenteel niet bij te horen, kun je ook de vraag stellen: hoe kun je verbinden met elkaar? Als je kinderen vanuit hun specifieke interesses met elkaar laat werken, heeft dit een hele positieve invloed op de groepsvorming. Je ziet kinderen die normaal gesproken niet deelnemen, nu wel meedoen. Kijk maar wat er gebeurt als kinderen rond gedeelde interesses samenwerken, dan spatten de vonken ervan af. Als kinderen verbondenheid ervaren en vrijwel intrinsiek bezig zijn, zie je geen vervelende competitie of antisociaal gedrag. Kinderen oefenen dan binnen een natuurlijke context met sociale communicatie, positieve emotieregulatie en bijvoorbeeld het nemen van initiatief. Kinderen kunnen heel veel vaardigheden leren, maar dit lukt nu nog vaak niet omdat we het kind niet in de juiste leerstand brengen.’

Als een leerling zelf mag kiezen hoe hij zijn kennis mag presenteren, hoe weten we dan of UDL succesvol is en of een leerling daadwerkelijk wat leert?

‘We denken vaak dat toetsen nodig zijn om te weten of leerlingen geleerd hebben wat ze moeten leren of dat ze meer instructie nodig hebben. We hebben vaak het idee dat als we niet toetsen er dan ook niets gebeurt. Kinderen kunnen echter op veel verschillende manieren laten zien dat ze leren en de stof beheersen. Maar ook hier draait het weer om nabijheid en toegankelijkheid. Is de leerkracht nabij en beschikbaar en heeft het kind daarnaast toegang tot of de mogelijkheid om zich op verschillende manieren uit te drukken door bijvoorbeeld te schrijven, spreken, tekenen, maar ook door gebruik te maken van gebarentaal?

Daarnaast is het zo dat we bepaalde kanalen van informatieverwerking en expressie voorrang geven boven anderen. Zo kan bijvoorbeeld ICT veel vaker ingezet worden. Zowel voor de instructie, als ook de verwerking en expressie. We moeten bovendien het idee loslaten dat er voor alles een vaste fase in de ontwikkeling van een kind is waarin bepaalde dingen geleerd moeten worden, dat is niet waar. Vaak gaat dit op een later moment ook nog prima en soms zelf veel makkelijker. Academische resultaten zijn belangrijk, maar focus op engagement, motivatie en autonomie.’

Wat weten we over het welzijn van leerlingen binnen inclusieve scholen en scholen waar gewerkt wordt met een UDL framework?

‘Op de meest inclusieve scholen in Nederland waar kinderen met uiteenlopende extra ondersteuningsbehoeften bij elkaar zitten, zie ik twee dingen gebeuren:

  1. Kinderen ontwikkelen daar heel andere zelfbeelden dan kinderen die apart gezet worden. Voor kinderen in het gespecialiseerde onderwijs kan het bijvoorbeeld alleen al door de afstand wonen-school heel lastig zijn om vriendschappen te ontwikkelen. Uit onderzoeken blijkt dat kinderen uit het reguliere onderwijs een grotere vriendenkring hebben dan kinderen uit het speciaal onderwijs. Ook hun vriendenkring is meer divers, daardoor is hun sociale netwerk breder. Kinderen en jongeren met een beperking willen gewoon graag mee kunnen doen op school, zoals ieder ander. Als kinderen leren door samen te werken, dan voelen kinderen zich vaker gewaardeerd, voelen zij zich minder vaak alleen, krijgen ze hulp van anderen, voelen zij zich minder buitengesloten, zijn minder vaak eenzaam en voelen zij zich meer verbonden met anderen.
  2. Er zijn allerlei aannames dat ouders van kinderen die geen speciale onderwijszorg nodig hebben inclusief onderwijs lastig zouden vinden of dat er problemen tussen leerlingen onderling zouden kunnen ontstaan. Ik zie dat in de praktijk helemaal niet gebeuren, in tegendeel. Ik zie vriendschappen ontstaan tussen kinderen met en zonder ernstige beperkingen en trouwens ook tussen ouders. Neurodiverse leerlingen kunnen samen leren. Wanneer er geïnvesteerd wordt in een betrouwbare en betekenisvolle relatie tussen kind, leerlingen, ouders, leerkrachten en team, heeft dit ook een positieve invloed op het welzijn van de ouders. Ik zie dat ouders meer vertrouwen hebben en ontspannen zijn.’

xx

Hoe zijn de ervaringen met UDL en inclusief onderwijs in het buitenland en hoe is de stand van zaken in Nederland?

‘Er zijn tal van voorbeelden van inclusieve scholen waaronder een aantal in Nederland, maar nog voornamelijk in het buitenland (onder andere in Scandinavische landen, Canada, Schotland, Australië en Verenigde Staten) waar gewerkt wordt met een UDL-framework en bijvoorbeeld ook kinderen met autisme gewoon zijn opgenomen in de klas. Hier worden talenten en interesses van de kinderen ingezet om samen te werken en om er sociaal bij te horen. In zo’n klas komt elk kind aan zijn trekken. In landen die inclusief onderwijs hebben, is het geen keuze. Speciale onderwijszorg vindt in de regel plaats binnen het reguliere onderwijs. Aparte, zeer gespecialiseerde voorzieningen komen in zeer beperkte mate voor en worden bij voorkeur ook aan reguliere scholen verbonden..

In Nederland kijken we wel naar sociale integratie waar dat mogelijk is, maar naar mijn mening nog steeds niet genoeg. In het beste geval werken scholen met parallelklassen, klassen voor kinderen met bijvoorbeeld autisme die naast de reguliere klassen bestaan. Dit zijn vooral zachte landingsstrategieën om in te stromen in het regulier, maar het kind moet nog steeds van buiten een klas instromen. Leerlingen geven daarnaast zelf ook aan hoe belangrijk het is om onderdeel uit te maken van een groep leeftijdsgenoten. Nederlands onderwijs is zo weinig toegerust om alle leerlingen te voorzien van goed onderwijs, en een sensitieve, herbergzame leeromgeving te creëren voor alle leerlingen. We hebben uiteindelijk allemaal bepaalde ondersteuningsbehoeften. In Nederland hebben we half niet door hoe gesegregeerd onderwijs we geven, behalve de hardnekkige scheiding tussen regulier en speciaal onderwijs, zijn ook de vroege selectie voor het voortgezet onderwijs en de daarin bestaande schoolsoorten daar onderdeel van.’

Wat zijn de uitdagingen op weg naar inclusief onderwijs?

‘Er is zo veel mogelijk in het onderwijs, dat tonen de voorbeelden van scholen die al langere tijd werken aan inclusiever onderwijs maar ook de inspanningen van veel scholen en diverse samenwerkingsverbanden op het gebied van passend  onderwijs. Passend onderwijs is echter  verworden tot een arrangementencultuur, met bovendien grote verschillen tussen scholen en regio’s. Voor leerlingen met intensieve ondersteuningsvragen en voor hun ouders leidt dat in veel gevallen tot problemen en teleurstellingen in het regulier onderwijs en plaatsing van leerlingen in het gespecialiseerd onderwijs. De organisatie van ons onderwijs, de scheiding tussen regulier en speciaal onderwijs en de beperkte ondersteuningsmogelijkheden voor leren en onderwijzen in het regulier onderwijs zijn daar debet aan. Meer ondersteuning en speciale onderwijszorg in het regulier onderwijs zijn noodzakelijk maar niet voldoende, het gaat ook om de vormgeving van een inclusieve leeromgeving. Voor ouders voelt het nog vaak als een gunst wanneer hun kind extra ondersteuning krijgt in het regulier onderwijs. Met die mindset en kenmerken van het huidige onderwijssysteem  hebben we op dit moment te maken en mede daardoor wordt het werken aan inclusiever onderwijs geremd.

Moeten we dan maar wachten met het werken aan inclusief onderwijs? Nee, dat moeten we zeker niet. Want als je wacht tot alle voorwaarden hiervoor aanwezig zijn, begin je nooit. En wachten is voor leerlingen, hun ouders en de samenleving bovendien ongewenst en ook niet nodig. Het werken aan inclusief is en blijft een proces. Bepaalde randvoorwaarden zijn daarbij helpend maar ook als die er niet zijn hoeft dat schoolontwikkeling niet tegen te houden. Dat laten de praktijkvoorbeelden van inclusieve scholen in Nederland duidelijk zien. Voor de landelijke overheid liggen er belangrijke opgaven om goede randvoorwaarden te realiseren. Scholen kunnen hier op korte of langere termijn van profiteren en moeten hier ook rekening mee houden als zij een inclusiever spoor kiezen en stappen vooruit willen zetten. Helpend is ook voor scholen om concretere beelden te krijgen bij wat inclusief onderwijs in de praktijk omvat en hoe je als school daarmee aan de slag kunt gaan. Aanpakken kunnen sterk verschillen, mede afhankelijk van de situatie en ondersteuningsmogelijkheden op school en de hulpbronnen in de bredere omgeving. Je kunt ook niet in één keer de ideale leeromgeving neerzetten. Inclusief onderwijs blijf een proces, dat steeds vraagt om aanpassingen en verbeteringen in de leeromgeving.’

Zijn er verschillen tussen het PO en VO op het gebied van inclusief onderwijs?

‘In het primair onderwijs is het werken aan inclusiever onderwijs al meer geworteld dan in het voortgezet onderwijs.  De huidige situatie in het voortgezet onderwijs met schoolsoorten voor bepaalde groepen leerlingen, vroege selectie, veel categorale scholen en geen keuze voor co-locatie van verschillende schoolsoorten  (scholengemeenschap) vormt daarbij geen stimulerende factor. Deze situatie en de bestaande wet- en regelgeving vertraagt het werken aan inclusiever onderwijs en ook de samenwerking en integratie van regulier en gespecialiseerd onderwijs. In het regulier voortgezet onderwijs zie je veel aparte klassen ontstaan voor specifieke groepen leerlingen met speciale onderwijsbehoeften die gedeeltelijk en gefaseerd worden geïntegreerd in het regulier onderwijs, waarbij de leerlingen zich veelal nog moeten aanpassen aan de bestaande leeromgeving. ’

Hoe maak je onderwijs inclusief?

‘Klassen zijn divers en een UDL-framework is heel geschikt om inclusief onderwijs vorm te geven omdat het een sterke leeromgeving creëert en zich steeds kan aanpassen aan veranderingen binnen de klas, maar ook aan de verschillende en wisselende ondersteuningsbehoeften van de individuele leerling. Op dit moment schiet in de regel de lerarenopleiding nog tekort om leerkrachten goed toe te rusten voor inclusief onderwijs. De leraren en scholen moeten echter wel kunnen vertrouwen op goede ondersteuning. Een betere toerusting van leraren zal samen met het werkveld moeten plaatsvinden. Leerkrachten en scholen staan daarbij op dit moment onder enorme druk. We moeten zeker veel vertrouwen hebben in de leerkrachten die we nu hebben en tegelijkertijd hebben de leerkrachten en scholen op tal van terreinen  veel ondersteuning nodig , niet alleen op het gebied van speciale onderwijszorg maar met name ook sociaal-medische ondersteuning en jeugdhulp/jeugd-geestelijke gezondheidszorg. Eenvoudigweg om te beschikken over passende randvoorwaarden om goed onderwijs aan leerlingen met extra en intensieve ondersteuningsbehoeften te bieden.

Leerkrachten moeten specialisten die kennis hebben van allerlei methoden tot hun beschikking hebben. Maar alleen methodische ondersteuning of een deskundige toevoegen op school en  in de klas is niet de oplossing, want deze ondersteuning is vaak tijdelijk, niet structureel. Of de leerkracht van wie de benadering passend is, gaat niet mee naar een volgend schooljaar. Een oplossing die dan vaak ingezet wordt, is om het kind onafhankelijker van zijn leeromgeving te maken. Dat gebeurt dus vaak in speciale klassen in het voortgezet onderwijs, waarin leerlingen met intensieve ondersteuningsbehoeften langzaam worden voorbereid op integratie in het regulier onderwijs. Dit is zeer intensief voor de leerling en vaak ook een eenzame ervaring. Mogelijkheden van UDL zijn veelal nog onbekend. Binnen scholen en leerkrachtenteams zal er daarom geïnvesteerd moeten worden in kennis van en ervaring met meer inclusieve leeromgevingen, zodat naast een ondersteunende mindset er ook ruimte komt voor een beter handelingsrepertoire en teamontwikkeling, waarin sterke kanten van leraren en leerlingen worden benut en wordt geleerd van elkaar. In aanvang vraagt dit om tijd voor samenwerken en teamontwikkeling en om goede, toegevoegde ondersteuning en specialistische expertise in de reguliere school. Na verloop van tijd zullen scholen en teams zich deze kennis en vaardigheden gedeeltelijk eigen maken en opnemen in hun ondersteuning en kunnen zij met steeds minder externe, specialistische ondersteuning af.’

Wat zijn de uitdagingen van UDL en wat is er nodig om een UDL-leeromgeving te creëren?

‘Het is moeilijk om het perspectief van anderen te veranderen. Sommige leerlingen bijvoorbeeld, zeker leerlingen met autisme of hoogbegaafde leerlingen, leren niet beter met een beloning in het vooruitzicht of omdat de leerkracht het wil. Een andere attitude is dan nodig, de gedachte: Het kind werkt niet mee, doet het met opzet of vermijdt – wordt dan: Hoe krijgen we dit kind in de leerstand? Hoe verbindt dit kind zich en raakt hij betrokken? Wat is de context waarin een leerling maximaal tot zijn recht komt? Voor leerkrachten kan dit lastig zijn, omdat er vooral gekeken wordt naar  gedragingen.

Daarnaast is bekend zijn met het UDL-framework niet voldoende, er moet ook kennis zijn hoe UDL geïmplementeerd kan worden en welke methodes dit kunnen ondersteunen. Ook de gebouwelijke architectuur van de leeromgeving kan hierbij helpen, denk aan licht, akoestiek, toegankelijkheid (geen drempels), flexibele ruimtes (groot-klein), enzovoort. Hoe kun je voor de algemene populatie bouwen en wat dient een leeromgeving? Ook hier kunnen principes van UDL toegepast worden, zodat je tot prototypes kunt komen. Hoe in de omgeving een aantal ondersteunende en helpende basisfactoren verankerd zijn zodat dit ook geen opgaven zijn voor individuele leraren en scholen en dit de interactie tussen leerkrachten en leerlingen zoveel makkelijker maakt. Een leeromgeving maken die consistent en voorspelbaar is en is gehuisvest op coöperatief en samenwerkend leren en onderwijzen,  in verbondenheid met elkaar en verantwoordelijkheid voor elkaar. We hebben deze herbergzame scholen nu en straks echt nodig.’

Hoe kunnen ouders een belangrijke bijdrage leveren aan de leeromgeving van hun kind?

‘Scholen laten veel kansen en mogelijkheden liggen in hun contact met ouders. Ouders kennen hun kind, weten vaak heel goed wat wel en niet werkt. Wat hun kind lastig vindt, maar juist ook wat hun kind goed kan. De rol van ouders in het onderwijs, en dit geldt zeker in het voortgezet onderwijs, is gering en er is nauwelijks contact. Als er contact is, is er vaak wat aan de hand of betreft het een tienminutengesprek over de resultaten van hun kind op school. Bij scholen waar inclusie belangrijk is, zie je dat er gemeenschapszin is. Daar begrijpt de school dat ouders heel belangrijk zijn voor het leren en de ontwikkeling van kinderen. Ouders dragen ook veel bij aan de resultaten van de school, dat vergeten we nog wel eens. De school moet zich dus verbinden met de ouders? Hoe kom je in een ontwikkelproces met elkaar? Dit begint met het verzamelen van kennis en ervaring van ouders. We weten dat ouders en leerkrachten veel energie halen uit deze onderlinge samenwerking en de successen die daarop volgen.’

Webinar Dolf van Veen tijdens ALV Balans op 28 september 2023

Meld je nu aan voor het webinar van Dolf van Veen en de ALV van Balans.

Privacyvoorkeuren
Wanneer u onze website bezoekt, kan deze informatie opslaan via uw browser van specifieke services, meestal in de vorm van cookies. Hier kunt u uw privacyvoorkeuren wijzigen. Let op dat het blokkeren van sommige soorten cookies van invloed kan zijn op uw ervaring op onze website en de diensten die wij aanbieden.