Scroll Top

‘Je hoeft als ouder niet zelf een remedial teacher in te gaan huren om extra te oefenen met je kind. Goed leesonderwijs – ook als een kind een leesprobleem heeft – is basiszorg en een taak van de school.’ Interview met Evelien Krikhaar, programmamanager van het Stimuleringsprogramma Aanpak Dyslexie.

Interview: Joli Luijckx

In het vorige nummer van Balans Magazine stond een interview met psycholoog Ewald Vervaet. Zijn moto ‘Wacht met leesonderwijs tot een kind leesrijp is’, riep nogal wat reacties op. Ook vanuit het Stimuleringsprogramma Aanpak Dyslexie. Balans ging daarom in gesprek met een van de (twee) programmamanagers van het stimuleringspogramma: Evelien Krikhaar. Met de vraag helder uit te leggen hoe het nu zit met leesproblemen en dyslexie, leesrijpheid en het hoge aantal dyslexieverklaringen dat we momenteel zien.

Wat is het verschil tussen een leesprobleem en dyslexie?

Wanneer een school goed leesonderwijs geeft, volgt het ook nauwgezet de vorderingen van iedere leerling. De meeste scholen nemen de citotoetsen af. Daar komen dan scores uit voor begrijpend lezen (of je kind snapt wat het leest), technisch lezen (het omzetten van letters in klanken) en spelling (hoe je een woord schrijft). Het is belangrijk dat de leerkracht de resultaten van die toetsen goed interpreteert. Wijkt de score af van een gemiddelde citoscore, dan moet er worden gekeken of hier een verklaring voor is. En er moet een plan worden gemaakt zodat een kind extra hulp krijgt bij het leren lezen en spellen. Hoe die extra hulp eruit moet zien, kunnen alle scholen vinden in de protocollen dyslexie. Die zijn jaren geleden, toen de protocollen zijn ontwikkeld, naar alle scholen gestuurd en inmiddels allemaal weer geüpdatet. In de praktijk werken nog steeds niet alle scholen met de dyslexieprotocollen.

Wanneer een kind een lage score heeft gehaald op één of meer van de bovengenoemde toetsen, dan profiteert een kind dus niet genoeg van het gewone leesonderwijs dat alle leerlingen in de klas krijgen. Dan hoeft er nog niets aan de hand te zijn. Wel kunnen we zeggen, zeker als een kind meer dan één keer achter elkaar een lager dan gemiddelde score heeft, dat er misschien wel sprake is van een leesprobleem. Een kind moet dan extra hulp krijgen. In de protocollen wordt uitgelegd hoe die extra hulp eruit zou moeten zien en op welke manier die zou moeten worden aangeboden. We gaan hierbij uit van drie zogenoemde ondersteuningsniveaus: niveau 1 is het gewone standaard leesonderwijs. Als een kind bij toetsen zeer laag scoort, dan is het tijd voor leesonderwijs op niveau 2. Dit geldt voor ongeveer 25% van alle kinderen. Niveau 2 betekent dat kinderen uitgebreidere instructie krijgen, extra uitleg en meer oefentijd, meestal in kleine groepjes. Dit is extra naast het gewone niveau 1 standaard leesonderwijs. Een klein deel van de kinderen, ongeveer 10%, zal nog niet genoeg vooruitgaan. Zij hebben ondersteuning nodig, op niveau 3. Deze kinderen krijgen individueel op maat extra oefening en nog verder toegespitste instructie.

Extra hulp op niveau 2 en 3 valt onder de zorgplicht van de school. Het hoort bij goed leesonderwijs waar de school voor moet zorgen. Scholen moeten blijven toetsen of een kind dat extra oefent wel genoeg vooruitgaat en genoeg profiteert van de extra hulp. Als dat niet het geval is, dan spreken we van een hardnekkig leesprobleem.’

Wanneer heeft een kind dan wel dyslexie?

‘Wanneer een kind ook door de gedegen hulp op niveau 3 onvoldoende vooruitgaat, dan kun je zeggen dat een kind een ernstig en hardnekkig lees- en of spellingprobleem heeft. Indien school sterke vermoedens heeft, dat er sprake is van dyslexie, overlegt school met de ouders en bespreekt de mogelijkheid van verwijzing naar de specialistische dyslexiezorg. School onderbouwt het vermoeden door invulling van het leerlingendossier. Ouders vragen deze zorg aan in afstemming met de school. Voor basisschoolleerlingen wordt dit betaald door de gemeente.

Een heel belangrijk kenmerk van dyslexie is de hardnekkigheid. Om te kunnen beoordelen of het om een hardnekkig probleem gaat, wordt de hulp op niveau 1, 2 en 3 altijd door een externe partij beoordeeld. Daarna voert de specialistische zorg diagnostisch onderzoek uit en stemt af met ouders en school.

Alleen als een kind voldoet aan de criteria voor dyslexie, moet er een dyslexieverklaring worden afgegeven. Dan komt het kind in aanmerking voor dyslexiebehandeling.’

Wat kunnen ouders doen wanneer ze zich zorgen maken over het lezen en de spelling van hun kind?

‘Altijd met school gaan praten over je zorgen en vragen stellen. Je kunt vragen naar de toetsresultaten van jouw kind voor technisch lezen, begrijpend lezen en spelling. Vraag bij lage resultaten wat voor ondersteuning de school hiervoor biedt. Dit is extra belangrijk als blijkt dat de resultaten voor de andere vakken op school gemiddeld of bovengemiddeld zijn. Vraag aan de school of ze werken met de protocollen voor leesproblemen en dyslexie en ook hoe ze daarmee werken binnen de school. Vraag naar het plan voor extra hulp op niveau 2 en 3. Heel belangrijk, het gaat hier om de zorgplicht van de school. Je hoeft als ouder dus niet zelf een remedial teacher in te gaan huren om extra te oefenen met je kind. Goed leesonderwijs – ook als een kind een leesprobleem heeft – is basiszorg en een taak van de school. Vraag na hoeveel weken er opnieuw wordt getoetst om te kijken of de leesontwikkeling genoeg vooruitgaat met de extra hulp. En er moeten afspraken worden gemaakt over het vervolg. De vorderingen moeten goed worden gevolgd en vastgelegd in het leerlingvolgsysteem van een kind. Als je vindt dat school onvoldoende doet aan extra hulp en ondersteuning, bespreek dit dan met de leerkracht of intern begeleider. Tips over hoe je dit kunt doen, zijn te vinden in de leidraden voor ouders. (*)

De onderwijsinspectie heeft onlangs onderzocht dat 7,5% van de leerlingen in groep 8 een dyslexieverklaring heeft. In de brugklas is dit 11,9% en in het eindexamenjaar op het voortgezet onderwijs 14%. Wat zijn normale cijfers en hoe kan het dat deze cijfers in Nederland zo hoog zijn?

‘Er zijn grote verschillen in percentages tussen scholen. Er zijn zelfs basisscholen met een percentage van meer dan 20% dyslexieverklaringen. Dat is ongeloofwaardig. Een deel van deze dyslexieverklaringen is waarschijnlijk onterecht afgegeven aan kinderen met een ‘gewoon’ leesprobleem, dat volgens de ‘normale’ zorgplicht op school moet worden aangepakt. Wanneer zoveel leerlingen onterecht een dyslexieverklaring krijgen, wordt de diagnose voor kinderen die wel echt dyslexie hebben, niet meer serieus genomen en dat is voor iedereen schadelijk.

Er kunnen verschillende oorzaken zijn voor het hoge aantal leerlingen met een dyslexieverklaring. Het kan zijn dat het leesonderwijs op een basisschool niet goed genoeg is. Veel scholen blijken het moeilijk te vinden om de extra ondersteuning op niveau 2 en 3 in de praktijk goed in te vullen. Vanuit het Stimuleringsprogramma gaan we hier actief voorlichting over geven en is er inmiddels ook een handreiking met praktische informatie gepubliceerd (**).

Niet zelden zeggen diagnosten (***) dat bij sommige kinderen de leesproblemen als sneeuw voor de zon verdwijnen na een aantal maanden dyslexiebehandeling. Gaat het dan wel om dyslexie? Je kunt dan een aantal vraagtekens plaatsen: Heeft het kind op school voldoende leesonderwijs en hulp gekregen? Is het onderzoek wel goed uitgevoerd? Immers, hardnekkigheid is vaak onvoldoende goed vast te stellen op basis van een ‘papieren’ dossier. De enige manier om uit dit dilemma te komen, is daadwerkelijke samenwerking tussen school en zorg, véél meer dan dat nu het geval is.

Er zijn ook ouders die heel graag willen dat hun kind een dyslexieverklaring krijgt. Als erkenning voor het harde oefenen of omdat een kind dan extra tijd en hulpmiddelen mag gebruiken op de middelbare school. Een dyslexieverklaring mag nooit een beloning zijn voor het harde werken, een middel om een leerling makkelijker een diploma te laten halen of om het slagingspercentrage van de school hoger te krijgen. De diagnose dyslexie is niet zomaar een behulpzaam ‘etiket’. Een kind komt toch in een bijzondere positie, kan als uitzondering in de groep gezien gaan worden. Het hebben van dyslexie heeft ook een psychosociale impact op een kind.’

Hoe komt het dat zoveel kinderen pas op de middelbare school een dyslexieverklaring krijgen?

‘Het kan zo zijn dat een leerling op de basisschool met hard werken en begeleiding zich redelijk goed heeft kunnen redden. Op de middelbare school gaat het tempo in het onderwijs ineens een stuk omhoog en moeten de leerlingen onder grotere tijdsdruk veel meer teksten verwerken. Dan kan alsnog blijken dat het kind een ernstige belemmering heeft. Dan is het goed om het kind alsnog goed te laten onderzoeken op dyslexie en als dat nodig is een dyslexieverklaring te geven, waarmee het kind toegang krijgt tot de juiste hulpmiddelen en aanpassingen zodat hij of zij toch onderwijs op een passend niveau kan blijven volgen. Ook de middelbare school heeft zorgplicht en moet leerlingen met leesproblemen en dyslexie signaleren en ondersteunen. Voor kinderen in het voortgezet onderwijs geldt echter geen vergoedingsregeling en dan zullen ouders – soms geholpen door school – het onderzoek en de behandeling zelf moeten betalen. Latere dyslexieverklaringen op de middelbare school zouden echt een uitzondering moeten zijn.’

In het vorige nummer van Balans Magazine stelde Ewald Vervaet dat sommige kinderen pas later leesrijp zijn. En dat we dan gewoon moeten wachten met het oefenen met lezen. Is dit verstandig?

‘Natuurlijk verloopt de ontwikkeling bij het ene kind wat sneller dan bij het andere kind. Maar we weten uit onderzoek dat de meeste kinderen van ongeveer vijf jaar er klaar voor zijn om op een bijna vanzelfsprekende manier te beginnen met de eerste ontwikkelingen richting het leren lezen. Spelenderwijs en niet onder dwang of grote druk. Veel kinderen ontwikkelen vanzelf de gevoeligheid voor het horen en zien van klanken en letters, op basis van het taalaanbod in hun omgeving. Het helpt al als je bijvoorbeeld in een klaslokaal platen ophangt met woorden en letters, of als je veel liedjes zingt en rijmspelletjes doet. In het Protocol Preventie van Leesproblemen voor groep 1 & 2 staan nog veel meer voorbeelden van mogelijke vormen van taalaanbod aan kleuters.

Het ene kind zal het besef van klanken en letters sneller oppakken dan het andere kind. Sommige kinderen hebben meer en langer taalaanbod nodig om de gevoeligheid voor klanken en letters verder te ontwikkelen. Wanneer een kind totaal niet gevoelig lijkt, dan kan dat een signaal voor mogelijke leesproblemen zijn. Maar dat maakt een kind nog niet dyslectisch. Het is wel een klein rood vlaggetje dat omhooggaat. Het is dan belangrijk om te kijken of je met meer oefening en uitbreiding van het taalaanbod de ontwikkeling kunt stimuleren. Voor ‘afwachten’ zoals Vervaet stelt, vinden we geen enkele evidentie in onderzoek. Het niet gevoelig zijn voor klanken en letters kan juist een vroeg kenmerk zijn van dyslexie. Het is eerder zo, dat kinderen die ‘niet leesrijp’ worden genoemd dus mogelijk een dyslectische aanleg hebben. Je kunt nooit te vroeg beginnen met taal- en leesaanbod. Voor alle kinderen, met of zonder dyslectische aanleg, is het heel belangrijk om op de juiste manier veel en uitgebreid te oefenen met klanken, letters en (voorbereidend) lezen.’

(*) De leidraden Mijn kind met dyslexie op de basisschool en Mijn kind met dyslexie op de middelbare school zijn te vinden op balansdigitaal.nl (zoek op: leidraden dyslexie voor ouders).

(**) Meer informatie over deze handreiking en de activiteiten van het Stimuleringsprogramma is te vinden op de nieuwe website van het programma: dyslexiecentraal.nl

(***) Voor ouders is het vaak lastig te herkennen wat een goede diagnost is en hoe je die kunt vinden. Belangrijk is dat een diagnost is aangesloten bij het Nederlands Kwaliteitsinstituut Dyslexie (NKD). Dat kun je vinden op de website nkd.nl

Privacyvoorkeuren
Wanneer u onze website bezoekt, kan deze informatie opslaan via uw browser van specifieke services, meestal in de vorm van cookies. Hier kunt u uw privacyvoorkeuren wijzigen. Let op dat het blokkeren van sommige soorten cookies van invloed kan zijn op uw ervaring op onze website en de diensten die wij aanbieden.