Scroll Top

‘Vriendschappen hebben een beschermend effect’

TEKST JAN DIRK VAN DER PLOEG

Jongeren met een beperking of een ontwikkelingsstoornis moeten meer hindernissen nemen om deel te nemen aan de samenleving dan jongeren zonder deze handicaps. Op meerdere terreinen zijn ze in het nadeel en is het voor hen moeilijker om aansluiting te vinden. Het meest dominante probleem is misschien wel het communiceren met anderen. Hoe maak je dan toch vrienden? En hoe belangrijk is het om vriendschappen aan te gaan?

Als communiceren een probleem is

Vaak wordt gedacht dat jongeren met een beperking weinig of helemaal geen vrienden hebben. Toch blijkt dat de meeste jongeren erin slagen om wel tot relaties met anderen te komen en vrienden te maken. Maar hoe anders is het voor jongeren met een beperking of ontwikkelingsstoornis om relaties met leeftijdgenoten aan te gaan, hoe anders is het voor hen om vrienden te maken en die contacten te onderhouden? Om dat te illustreren ga ik nader in op jongeren die zijn aangewezen op het speciaal onderwijs en op jongeren met een ontwikkelingsstoornis voor wie het communiceren met anderen een groot probleem is.

Jongeren in het speciaal onderwijs

Het blijkt uit onderzoek dat leerlingen met een beperking gemiddeld één tot twee vrienden hebben tegenover twee tot drie vrienden bij leerlingen zonder een beperking. Als je leerlingen met een beperking in het speciaal onderwijs vergelijkt met leerlingen met een beperking in het reguliere onderwijs, zie je ook een verschil. Dan blijkt dat leerlingen met een beperking in het reguliere onderwijs gemiddeld meer vrienden hebben dan leerlingen in het speciaal onderwijs. Dat onderstreept nog eens het belang van het streven naar inclusief onderwijs. Natuurlijk gaat het in deze vergelijkingen om gemiddelden. Dat houdt in dat er onder de leerlingen met een beperking in zowel het speciale als reguliere onderwijs ook leerlingen voorkomen met méér vrienden dan gemiddeld, of zonder vrienden. Dat laatste komt voor bij ongeveer vijftien procent.

Jongeren met autisme

Jongeren met autisme hebben grote moeite met het aangaan en onderhouden van vriendschappen. Het ontbreekt hen vaak aan communicatieve vaardigheden. De veronderstelling dat autisten geen vrienden hebben, is echter niet juist gebleken. Onderzoeken laten zien dat de helft tot driekwart van hen een wederkerige vriend heeft. De kans dat het tot vriendschappen of vrienden komt, is groter naarmate de kenmerken van autisme minder sterk aanwezig zijn. Ook autistische jongeren met een hoger IQ hebben meer kans op vriendschappen. Vergeleken met andere groepen jongeren met een beperking of ontwikkelingsstoornis hebben jongeren met autisme wel de minste vrienden.

Vriendschappen als buffer

Vriendschappen hebben een beschermend effect. Het blijkt dat vriendschappen een gunstige invloed hebben op de ontwikkeling van het gedrag en vooral op het voorkomen dat de problemen waar jongeren voor staan zich verergeren. Vriendschappen bevorderen dat jongeren meer gaan deelnemen aan sociale activiteiten, beter gaan participeren in de samenleving en sterker verweven raken met vrienden en familie. Kortom: vriendschappen helpen dat jongeren beter geïntegreerd raken.

Wat kunnen ouders doen?

In het ideale geval begeleiden ouders hun kind als een soort mental coach en spelen concreet in op gebeurtenissen die het maken van vrienden bevorderen. Vriendschappen zijn niet af te dwingen, maar zijn wel te stimuleren. Al is het maar één vriend. Dat kan al het verschil in ontwikkeling maken.

Wat houdt een vriendschap in?

Kort gesteld is een vriendschap een relatie tussen twee personen die een wederzijdse band hebben. Die band kan betrekking hebben op meerdere aspecten zoals:

Wederzijdse waardering en genegenheid (wordt gezien als het meest basale kenmerk van vriendschap);

  • Wederzijdse steun (kan uiteenlopen van psychologische hulp bij verdriet tot materiële steun zoals spullen of geld lenen);
  • Intimiteit (gevoelens van wederzijdse emotionele binding en nabijheid);
  • Vertrouwen (zich veilig voelen bij elkaar en geheimen delen/bewaren);
  • Affectie (vorming van wederzijdse positieve emoties: blij, tevreden, gelukkig);
  • Conflicthantering (samen problemen oplossen en ruzies niet laten escaleren).

Waarom zijn vriendschappen zo belangrijk?

Vriendschappen geven de ontwikkeling een ‘boost’. Via vriendschappen leer je niet alleen anderen goed kennen, maar krijg je ook meer zicht op je zelf. Vriendschappen stimuleren de ontwikkelingen op de volgende gebieden:
• Sociaal (beter omgaan met anderen, openstaan voor contacten met anderen);
• Emotioneel (oog krijgen voor wat anderen denken, voelen en willen);
• Cognitief (elkaar stimuleren tot betere prestaties en samenwerking);
• Welzijn (voelen zich gelukkiger en krijgen meer zelfvertrouwen).

Kwaliteit van de vriendschap

Het blijkt dat vergelijkenderwijs de vriendschappen van jongeren met een beperking of ontwikkelingsstoornis niet altijd van dezelfde kwaliteit zijn als die van jongeren zonder beperkingen.

De kwaliteit kan verschillen op de volgende vijf terreinen:

  • Elkaar helpen, beschermen;
  • Samen tijd doorbrengen;
  • Vertrouwelijkheid;
  • Nabijheid;
  • Conflicten, onenigheid.

Prof. Dr. Jan Dirk van der Ploeg is emeritus hoogleraar orthopedagogiek en schreef meer dan twintig boeken. Zijn laatste boek Waarom vriendschappen zo belangrijk zijn, kwam uit in 2023 bij uitgeverij SWP. ISBN: 9789085602415. Prijs: € 22,90.

Lees hier tips en adviezen die je als ouder kunt toepassen om je kind te stimuleren bij het maken van vrienden.

Dit artikel verscheen eerder in Balans Magazine 2 2023. Wil je ook ons magazine ontvangen? Word dan nu lid. Bekijk hier de voordelen.

Privacyvoorkeuren
Wanneer u onze website bezoekt, kan deze informatie opslaan via uw browser van specifieke services, meestal in de vorm van cookies. Hier kunt u uw privacyvoorkeuren wijzigen. Let op dat het blokkeren van sommige soorten cookies van invloed kan zijn op uw ervaring op onze website en de diensten die wij aanbieden.